Vervoeging van schaduwen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik schaduw
- jij schaduwt
- hij/zij/het schaduwt
- wij schaduwen
- jullie schaduwen
- zij schaduwen
Onvoltooid verleden tijd
- ik schaduwde
- jij schaduwde
- hij/zij/het schaduwde
- wij schaduwden
- jullie schaduwden
- zij schaduwden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geschaduwd
- jij hebt geschaduwd
- hij/zij/het heeft geschaduwd
- wij hebben geschaduwd
- jullie hebben geschaduwd
- zij hebben geschaduwd
Voltooid verleden tijd
- ik had geschaduwd
- jij had geschaduwd
- hij/zij/het had geschaduwd
- wij hadden geschaduwd
- jullie hadden geschaduwd
- zij hadden geschaduwd
Toekomende tijd I
- ik zal schaduwen
- jij zult schaduwen
- hij/zij/het zal schaduwen
- wij zullen schaduwen
- jullie zullen schaduwen
- zij zullen schaduwen
Toekomende tijd II
- ik zal geschaduwd hebben
- jij zult geschaduwd hebben
- hij/zij/het zal geschaduwd hebben
- wij zullen geschaduwd hebben
- jullie zullen geschaduwd hebben
- zij zullen geschaduwd hebben
Conditionalis I
- ik zou schaduwen
- jij zou schaduwen
- hij/zij/het zou schaduwen
- wij zouden schaduwen
- jullie zouden schaduwen
- zij zouden schaduwen
Conditionalis II
- ik zou hebben geschaduwd
- jij zou hebben geschaduwd
- hij/zij/het zou hebben geschaduwd
- wij zouden hebben geschaduwd
- jullie zouden hebben geschaduwd
- zij zouden hebben geschaduwd
Imperatief
- jij schaduw
- jullie schaduwt