Vervoeging van schatten

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik schat
    • jij schat
    • hij/zij/het schat
    • wij schatten
    • jullie schatten
    • zij schatten
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik schatte
    • jij schatte
    • hij/zij/het schatte
    • wij schatten
    • jullie schatten
    • zij schatten
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb geschat
    • jij hebt geschat
    • hij/zij/het heeft geschat
    • wij hebben geschat
    • jullie hebben geschat
    • zij hebben geschat
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had geschat
    • jij had geschat
    • hij/zij/het had geschat
    • wij hadden geschat
    • jullie hadden geschat
    • zij hadden geschat
  • Toekomende tijd I

    • ik zal schatten
    • jij zult schatten
    • hij/zij/het zal schatten
    • wij zullen schatten
    • jullie zullen schatten
    • zij zullen schatten
  • Toekomende tijd II

    • ik zal geschat hebben
    • jij zult geschat hebben
    • hij/zij/het zal geschat hebben
    • wij zullen geschat hebben
    • jullie zullen geschat hebben
    • zij zullen geschat hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou schatten
    • jij zou schatten
    • hij/zij/het zou schatten
    • wij zouden schatten
    • jullie zouden schatten
    • zij zouden schatten
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben geschat
    • jij zou hebben geschat
    • hij/zij/het zou hebben geschat
    • wij zouden hebben geschat
    • jullie zouden hebben geschat
    • zij zouden hebben geschat
  • Imperatief

    • jij schat
    • jullie schat

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van schatten