Vervoeging van scheeftrekken

Onbepaalde wijs (infinitief): scheeftrekken

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik trek scheef
    • jij trekt scheef
    • hij/zij/het trekt scheef
    • wij trekken scheef
    • jullie trekken scheef
    • zij trekken scheef
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik trok scheef
    • jij trok scheef
    • hij/zij/het trok scheef
    • wij trokken scheef
    • jullie trokken scheef
    • zij trokken scheef
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb scheefgetrokken
    • jij hebt scheefgetrokken
    • hij/zij/het heeft scheefgetrokken
    • wij hebben scheefgetrokken
    • jullie hebben scheefgetrokken
    • zij hebben scheefgetrokken
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had scheefgetrokken
    • jij had scheefgetrokken
    • hij/zij/het had scheefgetrokken
    • wij hadden scheefgetrokken
    • jullie hadden scheefgetrokken
    • zij hadden scheefgetrokken
  • Toekomende tijd I

    • ik zal scheeftrekken
    • jij zult scheeftrekken
    • hij/zij/het zal scheeftrekken
    • wij zullen scheeftrekken
    • jullie zullen scheeftrekken
    • zij zullen scheeftrekken
  • Toekomende tijd II

    • ik zal scheefgetrokken hebben
    • jij zult scheefgetrokken hebben
    • hij/zij/het zal scheefgetrokken hebben
    • wij zullen scheefgetrokken hebben
    • jullie zullen scheefgetrokken hebben
    • zij zullen scheefgetrokken hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou scheeftrekken
    • jij zou scheeftrekken
    • hij/zij/het zou scheeftrekken
    • wij zouden scheeftrekken
    • jullie zouden scheeftrekken
    • zij zouden scheeftrekken
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben scheefgetrokken
    • jij zou hebben scheefgetrokken
    • hij/zij/het zou hebben scheefgetrokken
    • wij zouden hebben scheefgetrokken
    • jullie zouden hebben scheefgetrokken
    • zij zouden hebben scheefgetrokken
  • Imperatief

    • jij trek scheef
    • jullie trekt scheef

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van scheeftrekken