Vervoeging van schertsen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik scherts
    • jij schertst
    • hij/zij/het schertst
    • wij schertsen
    • jullie schertsen
    • zij schertsen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik schertste
    • jij schertste
    • hij/zij/het schertste
    • wij schertsten
    • jullie schertsten
    • zij schertsten
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb geschertst
    • jij hebt geschertst
    • hij/zij/het heeft geschertst
    • wij hebben geschertst
    • jullie hebben geschertst
    • zij hebben geschertst
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had geschertst
    • jij had geschertst
    • hij/zij/het had geschertst
    • wij hadden geschertst
    • jullie hadden geschertst
    • zij hadden geschertst
  • Toekomende tijd I

    • ik zal schertsen
    • jij zult schertsen
    • hij/zij/het zal schertsen
    • wij zullen schertsen
    • jullie zullen schertsen
    • zij zullen schertsen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal geschertst hebben
    • jij zult geschertst hebben
    • hij/zij/het zal geschertst hebben
    • wij zullen geschertst hebben
    • jullie zullen geschertst hebben
    • zij zullen geschertst hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou schertsen
    • jij zou schertsen
    • hij/zij/het zou schertsen
    • wij zouden schertsen
    • jullie zouden schertsen
    • zij zouden schertsen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben geschertst
    • jij zou hebben geschertst
    • hij/zij/het zou hebben geschertst
    • wij zouden hebben geschertst
    • jullie zouden hebben geschertst
    • zij zouden hebben geschertst
  • Imperatief

    • jij scherts
    • jullie schertst

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van schertsen