Vervoeging van scheuren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik scheur
    • jij scheurt
    • hij/zij/het scheurt
    • wij scheuren
    • jullie scheuren
    • zij scheuren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik scheurde
    • jij scheurde
    • hij/zij/het scheurde
    • wij scheurden
    • jullie scheurden
    • zij scheurden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gescheurd
    • jij hebt gescheurd
    • hij/zij/het heeft gescheurd
    • wij hebben gescheurd
    • jullie hebben gescheurd
    • zij hebben gescheurd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gescheurd
    • jij had gescheurd
    • hij/zij/het had gescheurd
    • wij hadden gescheurd
    • jullie hadden gescheurd
    • zij hadden gescheurd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal scheuren
    • jij zult scheuren
    • hij/zij/het zal scheuren
    • wij zullen scheuren
    • jullie zullen scheuren
    • zij zullen scheuren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gescheurd hebben
    • jij zult gescheurd hebben
    • hij/zij/het zal gescheurd hebben
    • wij zullen gescheurd hebben
    • jullie zullen gescheurd hebben
    • zij zullen gescheurd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou scheuren
    • jij zou scheuren
    • hij/zij/het zou scheuren
    • wij zouden scheuren
    • jullie zouden scheuren
    • zij zouden scheuren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gescheurd
    • jij zou hebben gescheurd
    • hij/zij/het zou hebben gescheurd
    • wij zouden hebben gescheurd
    • jullie zouden hebben gescheurd
    • zij zouden hebben gescheurd
  • Imperatief

    • jij scheur
    • jullie scheurt

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van scheuren