Vervoeging van scheuren

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het scheurt
  • zij scheuren

Präsens Indikativ

  • er/sie/es birst
  • sie bersten

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het scheurde
  • zij scheurden

Präteritum Indikativ

  • er/sie/es barst
  • sie barsten

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft gescheurd
  • zij hebben gescheurd

Perfekt Indikativ

  • er/sie/es ist geborsten
  • sie sind geborsten

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had gescheurd
  • zij hadden gescheurd

Plusquamperfekt Indikativ

  • er/sie/es war geborsten
  • sie waren geborsten

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal scheuren
  • zij zullen scheuren

Futur I Indikativ

  • er/sie/es wird bersten
  • sie werden bersten

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal gescheurd hebben
  • zij zullen gescheurd hebben

Futur II Indikativ

  • er/sie/es wird geberstet sein
  • sie werden geberstet sein

Conditionalis I

  • hij/zij/het zou scheuren
  • zij zouden scheuren

Futur I Konjunktiv II

  • er/sie/es würde bersten
  • sie würden bersten

Conditionalis II

  • hij/zij/het zou hebben gescheurd
  • zij zouden hebben gescheurd

Futur II Konjunktiv II

  • er/sie/es würde geberstet sein
  • sie würden geberstet sein

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van scheuren