Vervoeging van schikken

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik schik
    • jij schikt
    • hij/zij/het schikt
    • wij schikken
    • jullie schikken
    • zij schikken
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik schikte
    • jij schikte
    • hij/zij/het schikte
    • wij schikten
    • jullie schikten
    • zij schikten
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb geschikt
    • jij hebt geschikt
    • hij/zij/het heeft geschikt
    • wij hebben geschikt
    • jullie hebben geschikt
    • zij hebben geschikt
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had geschikt
    • jij had geschikt
    • hij/zij/het had geschikt
    • wij hadden geschikt
    • jullie hadden geschikt
    • zij hadden geschikt
  • Toekomende tijd I

    • ik zal schikken
    • jij zult schikken
    • hij/zij/het zal schikken
    • wij zullen schikken
    • jullie zullen schikken
    • zij zullen schikken
  • Toekomende tijd II

    • ik zal geschikt hebben
    • jij zult geschikt hebben
    • hij/zij/het zal geschikt hebben
    • wij zullen geschikt hebben
    • jullie zullen geschikt hebben
    • zij zullen geschikt hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou schikken
    • jij zou schikken
    • hij/zij/het zou schikken
    • wij zouden schikken
    • jullie zouden schikken
    • zij zouden schikken
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben geschikt
    • jij zou hebben geschikt
    • hij/zij/het zou hebben geschikt
    • wij zouden hebben geschikt
    • jullie zouden hebben geschikt
    • zij zouden hebben geschikt
  • Imperatief

    • jij schik
    • jullie schikt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van schikken