Vervoeging van schokschouderen
Onbepaalde wijs (infinitief): schokschouderen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik schokschouder
- jij schokschoudert
- hij/zij/het schokschoudert
- wij schokschouderen
- jullie schokschouderen
- zij schokschouderen
Present
- I shrug
- you shrug
- he/she/it shrugs
- we shrug
- you shrug
- they shrug
Onvoltooid verleden tijd
- ik schokschouderde
- jij schokschouderde
- hij/zij/het schokschouderde
- wij schokschouderden
- jullie schokschouderden
- zij schokschouderden
Simple past
- I shrugged
- you shrugged
- he/she/it shrugged
- we shrugged
- you shrugged
- they shrugged
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geschokschouderd
- jij hebt geschokschouderd
- hij/zij/het heeft geschokschouderd
- wij hebben geschokschouderd
- jullie hebben geschokschouderd
- zij hebben geschokschouderd
Present perfect
- I have shrugged
- you have shrugged
- he/she/it has shrugged
- we have shrugged
- you have shrugged
- they have shrugged
Voltooid verleden tijd
- ik had geschokschouderd
- jij had geschokschouderd
- hij/zij/het had geschokschouderd
- wij hadden geschokschouderd
- jullie hadden geschokschouderd
- zij hadden geschokschouderd
Past perfect
- I had shrugged
- you had shrugged
- he/she/it had shrugged
- we had shrugged
- you had shrugged
- they had shrugged
Toekomende tijd I
- ik zal schokschouderen
- jij zult schokschouderen
- hij/zij/het zal schokschouderen
- wij zullen schokschouderen
- jullie zullen schokschouderen
- zij zullen schokschouderen
Future
- I will shrug
- you will shrug
- he/she/it will shrug
- we will shrug
- you will shrug
- they will shrug
Toekomende tijd II
- ik zal geschokschouderd hebben
- jij zult geschokschouderd hebben
- hij/zij/het zal geschokschouderd hebben
- wij zullen geschokschouderd hebben
- jullie zullen geschokschouderd hebben
- zij zullen geschokschouderd hebben
Future perfect
- I will have shrugged
- you will have shrugged
- he/she/it will have shrugged
- we will have shrugged
- you will have shrugged
- they will have shrugged
Conditionalis I
- ik zou schokschouderen
- jij zou schokschouderen
- hij/zij/het zou schokschouderen
- wij zouden schokschouderen
- jullie zouden schokschouderen
- zij zouden schokschouderen
Conditional present
- I would shrug
- you would shrug
- he/she/it would shrug
- we would shrug
- you would shrug
- they would shrug
Conditionalis II
- ik zou hebben geschokschouderd
- jij zou hebben geschokschouderd
- hij/zij/het zou hebben geschokschouderd
- wij zouden hebben geschokschouderd
- jullie zouden hebben geschokschouderd
- zij zouden hebben geschokschouderd
Conditional perfect
- I would have shrugged
- you would have shrugged
- he/she/it would have shrugged
- we would have shrugged
- you would have shrugged
- they would have shrugged
Imperatief
- jij schokschouder
- jullie schokschoudert
Imperative
- you shrug
- you shrug