Vervoeging van schrijden

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik schrijd
    • jij schrijdt
    • hij/zij/het schrijdt
    • wij schrijden
    • jullie schrijden
    • zij schrijden
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik schreed
    • jij schreed
    • hij/zij/het schreed
    • wij schreden
    • jullie schreden
    • zij schreden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb geschreden
    • jij hebt geschreden
    • hij/zij/het heeft geschreden
    • wij hebben geschreden
    • jullie hebben geschreden
    • zij hebben geschreden
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had geschreden
    • jij had geschreden
    • hij/zij/het had geschreden
    • wij hadden geschreden
    • jullie hadden geschreden
    • zij hadden geschreden
  • Toekomende tijd I

    • ik zal schrijden
    • jij zult schrijden
    • hij/zij/het zal schrijden
    • wij zullen schrijden
    • jullie zullen schrijden
    • zij zullen schrijden
  • Toekomende tijd II

    • ik zal geschreden hebben
    • jij zult geschreden hebben
    • hij/zij/het zal geschreden hebben
    • wij zullen geschreden hebben
    • jullie zullen geschreden hebben
    • zij zullen geschreden hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou schrijden
    • jij zou schrijden
    • hij/zij/het zou schrijden
    • wij zouden schrijden
    • jullie zouden schrijden
    • zij zouden schrijden
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben geschreden
    • jij zou hebben geschreden
    • hij/zij/het zou hebben geschreden
    • wij zouden hebben geschreden
    • jullie zouden hebben geschreden
    • zij zouden hebben geschreden
  • Imperatief

    • jij schrijd
    • jullie schrijdt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van schrijden