Vervoeging van schrijnen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het schrijnt
- zij schrijnen
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het schrijnde
- zij schrijnden
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft geschrijnd
- zij hebben geschrijnd
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had geschrijnd
- zij hadden geschrijnd
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal schrijnen
- zij zult schrijnen
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal geschrijnd hebben
- zij zult geschrijnd hebben
Conditionalis I
- hij/zij/het zal schrijnen
- zij zullen schrijnen
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben geschrijnd
- zij zullen hebben geschrijnd