Vervoeging van schuimbekken
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik schuimbek
- jij schuimbekt
- hij/zij/het schuimbekt
- wij schuimbekken
- jullie schuimbekken
- zij schuimbekken
Onvoltooid verleden tijd
- ik schuimbekte
- jij schuimbekte
- hij/zij/het schuimbekte
- wij schuimbekten
- jullie schuimbekten
- zij schuimbekten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geschuimbekt
- jij hebt geschuimbekt
- hij/zij/het heeft geschuimbekt
- wij hebben geschuimbekt
- jullie hebben geschuimbekt
- zij hebben geschuimbekt
Voltooid verleden tijd
- ik had geschuimbekt
- jij had geschuimbekt
- hij/zij/het had geschuimbekt
- wij hadden geschuimbekt
- jullie hadden geschuimbekt
- zij hadden geschuimbekt
Toekomende tijd I
- ik zal schuimbekken
- jij zult schuimbekken
- hij/zij/het zal schuimbekken
- wij zullen schuimbekken
- jullie zullen schuimbekken
- zij zullen schuimbekken
Toekomende tijd II
- ik zal geschuimbekt hebben
- jij zult geschuimbekt hebben
- hij/zij/het zal geschuimbekt hebben
- wij zullen geschuimbekt hebben
- jullie zullen geschuimbekt hebben
- zij zullen geschuimbekt hebben
Conditionalis I
- ik zou schuimbekken
- jij zou schuimbekken
- hij/zij/het zou schuimbekken
- wij zouden schuimbekken
- jullie zouden schuimbekken
- zij zouden schuimbekken
Conditionalis II
- ik zou hebben geschuimbekt
- jij zou hebben geschuimbekt
- hij/zij/het zou hebben geschuimbekt
- wij zouden hebben geschuimbekt
- jullie zouden hebben geschuimbekt
- zij zouden hebben geschuimbekt
Imperatief
- jij schuimbek
- jullie schuimbekt