Vervoeging van seinen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik sein
- jij seint
- hij/zij/het seint
- wij seinen
- jullie seinen
- zij seinen
Present
- I signal
- you signal
- he/she/it signals
- we signal
- you signal
- they signal
Onvoltooid verleden tijd
- ik seinde
- jij seinde
- hij/zij/het seinde
- wij seinden
- jullie seinden
- zij seinden
Simple past
- I signaled; signalled
- you signaled; signalled
- he/she/it signaled; signalled
- we signaled; signalled
- you signaled; signalled
- they signaled; signalled
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geseind
- jij hebt geseind
- hij/zij/het heeft geseind
- wij hebben geseind
- jullie hebben geseind
- zij hebben geseind
Present perfect
- I have signaled; signalled
- you have signaled; signalled
- he/she/it has signaled; signalled
- we have signaled; signalled
- you have signaled; signalled
- they have signaled; signalled
Voltooid verleden tijd
- ik had geseind
- jij had geseind
- hij/zij/het had geseind
- wij hadden geseind
- jullie hadden geseind
- zij hadden geseind
Past perfect
- I had signaled; signalled
- you had signaled; signalled
- he/she/it had signaled; signalled
- we had signaled; signalled
- you had signaled; signalled
- they had signaled; signalled
Toekomende tijd I
- ik zal seinen
- jij zult seinen
- hij/zij/het zal seinen
- wij zullen seinen
- jullie zullen seinen
- zij zullen seinen
Future
- I will signal
- you will signal
- he/she/it will signal
- we will signal
- you will signal
- they will signal
Toekomende tijd II
- ik zal geseind hebben
- jij zult geseind hebben
- hij/zij/het zal geseind hebben
- wij zullen geseind hebben
- jullie zullen geseind hebben
- zij zullen geseind hebben
Future perfect
- I will have signaled; signalled
- you will have signaled; signalled
- he/she/it will have signaled; signalled
- we will have signaled; signalled
- you will have signaled; signalled
- they will have signaled; signalled
Conditionalis I
- ik zou seinen
- jij zou seinen
- hij/zij/het zou seinen
- wij zouden seinen
- jullie zouden seinen
- zij zouden seinen
Conditional present
- I would signal
- you would signal
- he/she/it would signal
- we would signal
- you would signal
- they would signal
Conditionalis II
- ik zou hebben geseind
- jij zou hebben geseind
- hij/zij/het zou hebben geseind
- wij zouden hebben geseind
- jullie zouden hebben geseind
- zij zouden hebben geseind
Conditional perfect
- I would have signaled; signalled
- you would have signaled; signalled
- he/she/it would have signaled; signalled
- we would have signaled; signalled
- you would have signaled; signalled
- they would have signaled; signalled
Imperatief
- jij sein
- jullie seint
Imperative
- you signal
- you signal