Vervoeging van seinen

Vertaling: signaler

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik sein
  • jij seint
  • hij/zij/het seint
  • wij seinen
  • jullie seinen
  • zij seinen

Présent

  • je signale
  • tu signales
  • il/elle signale
  • nous signalons
  • vous signalez
  • ils/elles signalent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik seinde
  • jij seinde
  • hij/zij/het seinde
  • wij seinden
  • jullie seinden
  • zij seinden

Indicatif imparfait

  • je signalais
  • tu signalais
  • il/elle signalait
  • nous signalions
  • vous signaliez
  • ils/elles signalaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geseind
  • jij hebt geseind
  • hij/zij/het heeft geseind
  • wij hebben geseind
  • jullie hebben geseind
  • zij hebben geseind

Indicatif passé composé

  • j'ai signalé
  • tu as signalé
  • il/elle a signalé
  • nous avons signalé
  • vous avez signalé
  • ils/elles ont signalé

Voltooid verleden tijd

  • ik had geseind
  • jij had geseind
  • hij/zij/het had geseind
  • wij hadden geseind
  • jullie hadden geseind
  • zij hadden geseind

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais signalé
  • tu avais signalé
  • il/elle avait signalé
  • nous avions signalé
  • vous aviez signalé
  • ils/elles avaient signalé

Toekomende tijd I

  • ik zal seinen
  • jij zult seinen
  • hij/zij/het zal seinen
  • wij zullen seinen
  • jullie zullen seinen
  • zij zullen seinen

Indicatif futur

  • je signalerai
  • tu signaleras
  • il/elle signalera
  • nous signalerons
  • vous signalerez
  • ils/elles signaleront

Toekomende tijd II

  • ik zal geseind hebben
  • jij zult geseind hebben
  • hij/zij/het zal geseind hebben
  • wij zullen geseind hebben
  • jullie zullen geseind hebben
  • zij zullen geseind hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai signalé
  • tu auras signalé
  • il/elle aura signalé
  • nous aurons signalé
  • vous aurez signalé
  • ils/elles auront signalé

Conditionalis I

  • ik zou seinen
  • jij zou seinen
  • hij/zij/het zou seinen
  • wij zouden seinen
  • jullie zouden seinen
  • zij zouden seinen

Conditionnel présent

  • je signalerais
  • tu signalerais
  • il/elle signalerait
  • nous signalerions
  • vous signaleriez
  • ils/elles signaleraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben geseind
  • jij zou hebben geseind
  • hij/zij/het zou hebben geseind
  • wij zouden hebben geseind
  • jullie zouden hebben geseind
  • zij zouden hebben geseind

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais signalé
  • tu aurais signalé
  • il/elle aurait signalé
  • nous aurions signalé
  • vous auriez signalé
  • ils/elles auraient signalé

Imperatief

  • jij sein
  • jullie seint

Impératif

  • tu signale
  • vous signalez

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van seinen