Vervoeging van seksen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik seks
- jij sekst
- hij/zij/het sekst
- wij seksen
- jullie seksen
- zij seksen
Onvoltooid verleden tijd
- ik sekste
- jij sekste
- hij/zij/het sekste
- wij seksten
- jullie seksten
- zij seksten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gesekst
- jij hebt gesekst
- hij/zij/het heeft gesekst
- wij hebben gesekst
- jullie hebben gesekst
- zij hebben gesekst
Voltooid verleden tijd
- ik had gesekst
- jij had gesekst
- hij/zij/het had gesekst
- wij hadden gesekst
- jullie hadden gesekst
- zij hadden gesekst
Toekomende tijd I
- ik zal seksen
- jij zult seksen
- hij/zij/het zal seksen
- wij zullen seksen
- jullie zullen seksen
- zij zullen seksen
Toekomende tijd II
- ik zal gesekst hebben
- jij zult gesekst hebben
- hij/zij/het zal gesekst hebben
- wij zullen gesekst hebben
- jullie zullen gesekst hebben
- zij zullen gesekst hebben
Conditionalis I
- ik zou seksen
- jij zou seksen
- hij/zij/het zou seksen
- wij zouden seksen
- jullie zouden seksen
- zij zouden seksen
Conditionalis II
- ik zou hebben gesekst
- jij zou hebben gesekst
- hij/zij/het zou hebben gesekst
- wij zouden hebben gesekst
- jullie zouden hebben gesekst
- zij zouden hebben gesekst
Imperatief
- jij seks
- jullie sekst