Vervoeging van seponeren
Onbepaalde wijs (infinitief): seponeren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het seponeert
- zij seponeren
Present
- he/she/it dismisses
- they dismiss
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het seponeerde
- zij seponeerden
Simple past
- he/she/it dismissed
- they dismissed
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft geseponeerd
- zij hebben geseponeerd
Present perfect
- he/she/it has dismissed
- they have dismissed
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had geseponeerd
- zij hadden geseponeerd
Past perfect
- he/she/it had dismissed
- they had dismissed
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal seponeren
- zij zult seponeren
Future
- he/she/it will dismiss
- they will dismiss
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal geseponeerd hebben
- zij zult geseponeerd hebben
Future perfect
- he/she/it will have dismissed
- they will have dismissed
Conditionalis I
- hij/zij/het zal seponeren
- zij zullen seponeren
Conditional present
- he/she/it would dismiss
- they would dismiss
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben geseponeerd
- zij zullen hebben geseponeerd
Conditional perfect
- he/she/it would have dismissed
- they would have dismissed