Vervoeging van siepelen
Onbepaalde wijs (infinitief): siepelen
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het siepelt
- zij siepelen
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het siepelde
- zij siepelden
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het is gesiepeld
- zij zijn gesiepeld
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het was gesiepeld
- zij waren gesiepeld
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal siepelen
- zij zult siepelen
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal gesiepeld zijn
- zij zult gesiepeld zijn
Conditionalis I
- hij/zij/het zal siepelen
- zij zullen siepelen
Conditionalis II
- hij/zij/het zal zijn gesiepeld
- zij zullen zijn gesiepeld