Vervoeging van skate-boarden
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik skate-board
- jij skate-boardt
- hij/zij/het skate-boardt
- wij skate-boarden
- jullie skate-boarden
- zij skate-boarden
Onvoltooid verleden tijd
- ik skate-boardde
- jij skate-boardde
- hij/zij/het skate-boardde
- wij skate-boardden
- jullie skate-boardden
- zij skate-boardden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geskate-board
- jij hebt geskate-board
- hij/zij/het heeft geskate-board
- wij hebben geskate-board
- jullie hebben geskate-board
- zij hebben geskate-board
Voltooid verleden tijd
- ik had geskate-board
- jij had geskate-board
- hij/zij/het had geskate-board
- wij hadden geskate-board
- jullie hadden geskate-board
- zij hadden geskate-board
Toekomende tijd I
- ik zal skate-boarden
- jij zult skate-boarden
- hij/zij/het zal skate-boarden
- wij zullen skate-boarden
- jullie zullen skate-boarden
- zij zullen skate-boarden
Toekomende tijd II
- ik zal geskate-board hebben
- jij zult geskate-board hebben
- hij/zij/het zal geskate-board hebben
- wij zullen geskate-board hebben
- jullie zullen geskate-board hebben
- zij zullen geskate-board hebben
Conditionalis I
- ik zou skate-boarden
- jij zou skate-boarden
- hij/zij/het zou skate-boarden
- wij zouden skate-boarden
- jullie zouden skate-boarden
- zij zouden skate-boarden
Conditionalis II
- ik zou hebben geskate-board
- jij zou hebben geskate-board
- hij/zij/het zou hebben geskate-board
- wij zouden hebben geskate-board
- jullie zouden hebben geskate-board
- zij zouden hebben geskate-board
Imperatief
- jij skate-board
- jullie skate-boardt