Vervoeging van slibben

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het slibt
  • zij slibben

Présent

  • il/elle dissocie
  • ils/elles dissocient

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het slibde
  • zij slibden

Indicatif imparfait

  • il/elle dissociait
  • ils/elles dissociaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft geslibd
  • zij hebben geslibd

Indicatif passé composé

  • il/elle a dissocié
  • ils/elles ont dissocié

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had geslibd
  • zij hadden geslibd

Indicatif plus-que-parfait

  • il/elle avait dissocié
  • ils/elles avaient dissocié

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal slibben
  • zij zult slibben

Indicatif futur

  • il/elle dissociera
  • ils/elles dissocieront

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal geslibd hebben
  • zij zult geslibd hebben

Indicatif futur antérieur

  • il/elle aura dissocié
  • ils/elles auront dissocié

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal slibben
  • zij zullen slibben

Conditionnel présent

  • il/elle dissocierait
  • ils/elles dissocieraient

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben geslibd
  • zij zullen hebben geslibd

Conditionnel passé (1ère forme)

  • il/elle aurait dissocié
  • ils/elles auraient dissocié