Vervoeging van smaken
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het smaakt
- zij smaken
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het smaakte
- zij smaakten
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft gesmaakt
- zij hebben gesmaakt
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had gesmaakt
- zij hadden gesmaakt
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal smaken
- zij zult smaken
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal gesmaakt hebben
- zij zult gesmaakt hebben
Conditionalis I
- hij/zij/het zal smaken
- zij zullen smaken
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben gesmaakt
- zij zullen hebben gesmaakt