Vervoeging van smikkelen
Onbepaalde wijs (infinitief): smikkelen
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik smikkel
- jij smikkelt
- hij/zij/het smikkelt
- wij smikkelen
- jullie smikkelen
- zij smikkelen
Onvoltooid verleden tijd
- ik smikkelde
- jij smikkelde
- hij/zij/het smikkelde
- wij smikkelden
- jullie smikkelden
- zij smikkelden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gesmikkeld
- jij hebt gesmikkeld
- hij/zij/het heeft gesmikkeld
- wij hebben gesmikkeld
- jullie hebben gesmikkeld
- zij hebben gesmikkeld
Voltooid verleden tijd
- ik had gesmikkeld
- jij had gesmikkeld
- hij/zij/het had gesmikkeld
- wij hadden gesmikkeld
- jullie hadden gesmikkeld
- zij hadden gesmikkeld
Toekomende tijd I
- ik zal smikkelen
- jij zult smikkelen
- hij/zij/het zal smikkelen
- wij zullen smikkelen
- jullie zullen smikkelen
- zij zullen smikkelen
Toekomende tijd II
- ik zal gesmikkeld hebben
- jij zult gesmikkeld hebben
- hij/zij/het zal gesmikkeld hebben
- wij zullen gesmikkeld hebben
- jullie zullen gesmikkeld hebben
- zij zullen gesmikkeld hebben
Conditionalis I
- ik zou smikkelen
- jij zou smikkelen
- hij/zij/het zou smikkelen
- wij zouden smikkelen
- jullie zouden smikkelen
- zij zouden smikkelen
Conditionalis II
- ik zou hebben gesmikkeld
- jij zou hebben gesmikkeld
- hij/zij/het zou hebben gesmikkeld
- wij zouden hebben gesmikkeld
- jullie zouden hebben gesmikkeld
- zij zouden hebben gesmikkeld
Imperatief
- jij smikkel
- jullie smikkelt