Vervoeging van snijden
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik snijd
- jij snijdt
- hij/zij/het snijdt
- wij snijden
- jullie snijden
- zij snijden
Presente
- io taglio
- tu tagli
- lui/lei/Lei taglia
- noi tagliamo
- voi/Voi tagliate
- loro/Loro tagliano
Onvoltooid verleden tijd
- ik sneed
- jij sneed
- hij/zij/het sneed
- wij sneden
- jullie sneden
- zij sneden
Imperfetto
- io tagliavo
- tu tagliavi
- lui/lei/Lei tagliava
- noi tagliavamo
- voi/Voi tagliavate
- loro/Loro tagliavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gesneden
- jij hebt gesneden
- hij/zij/het heeft gesneden
- wij hebben gesneden
- jullie hebben gesneden
- zij hebben gesneden
Passato prossimo
- io ho tagliato
- tu hai tagliato
- lui/lei/Lei ha tagliato
- noi abbiamo tagliato
- voi/Voi avete tagliato
- loro/Loro hanno tagliato
Voltooid verleden tijd
- ik had gesneden
- jij had gesneden
- hij/zij/het had gesneden
- wij hadden gesneden
- jullie hadden gesneden
- zij hadden gesneden
Trapassato prossimo
- io avevo tagliato
- tu avevi tagliato
- lui/lei/Lei aveva tagliato
- noi avevamo tagliato
- voi/Voi avevate tagliato
- loro/Loro avevano tagliato
Toekomende tijd I
- ik zal snijden
- jij zult snijden
- hij/zij/het zal snijden
- wij zullen snijden
- jullie zullen snijden
- zij zullen snijden
Futuro semplice
- io taglierò
- tu taglierai
- lui/lei/Lei taglierà
- noi taglieremo
- voi/Voi taglierete
- loro/Loro taglieranno
Toekomende tijd II
- ik zal gesneden hebben
- jij zult gesneden hebben
- hij/zij/het zal gesneden hebben
- wij zullen gesneden hebben
- jullie zullen gesneden hebben
- zij zullen gesneden hebben
Futuro anteriore
- io avrò tagliato
- tu avrai tagliato
- lui/lei/Lei avrà tagliato
- noi avremo tagliato
- voi/Voi avrete tagliato
- loro/Loro avranno tagliato
Conditionalis I
- ik zou snijden
- jij zou snijden
- hij/zij/het zou snijden
- wij zouden snijden
- jullie zouden snijden
- zij zouden snijden
Condizionale presente
- io taglierei
- tu taglieresti
- lui/lei/Lei taglierebbe
- noi taglieremmo
- voi/Voi tagliereste
- loro/Loro taglierebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben gesneden
- jij zou hebben gesneden
- hij/zij/het zou hebben gesneden
- wij zouden hebben gesneden
- jullie zouden hebben gesneden
- zij zouden hebben gesneden
Condizionale passato
- io avrei tagliato
- tu avresti tagliato
- lui/lei/Lei avrebbe tagliato
- noi avremmo tagliato
- voi/Voi avreste tagliato
- loro/Loro avrebbero tagliato
Imperatief
- jij snijd
- jullie snijdt
Imperativo
- tu taglia
- voi/Voi tagliate