Vervoeging van snoeien
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik snoei
- jij snoeit
- hij/zij/het snoeit
- wij snoeien
- jullie snoeien
- zij snoeien
Indicativo presente
- yo podo
- tú podas
- él/ella poda
- nosotros podamos
- vosotros podáis
- ellos/ellas podan
Onvoltooid verleden tijd
- ik snoeide
- jij snoeide
- hij/zij/het snoeide
- wij snoeiden
- jullie snoeiden
- zij snoeiden
Indefinido
- yo podé
- tú podaste
- él/ella podó
- nosotros podamos
- vosotros podasteis
- ellos/ellas podaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gesnoeid
- jij hebt gesnoeid
- hij/zij/het heeft gesnoeid
- wij hebben gesnoeid
- jullie hebben gesnoeid
- zij hebben gesnoeid
Pretérito perfecto compuesto
- yo he podado
- tú has podado
- él/ella ha podado
- nosotros hemos podado
- vosotros habéis podado
- ellos/ellas han podado
Voltooid verleden tijd
- ik had gesnoeid
- jij had gesnoeid
- hij/zij/het had gesnoeid
- wij hadden gesnoeid
- jullie hadden gesnoeid
- zij hadden gesnoeid
Pluscuamperfecto
- yo había podado
- tú habías podado
- él/ella había podado
- nosotros habíamos podado
- vosotros habíais podado
- ellos/ellas habían podado
Toekomende tijd I
- ik zal snoeien
- jij zult snoeien
- hij/zij/het zal snoeien
- wij zullen snoeien
- jullie zullen snoeien
- zij zullen snoeien
Futuro I
- yo podaré
- tú podarás
- él/ella podará
- nosotros podaremos
- vosotros podaréis
- ellos/ellas podarán
Toekomende tijd II
- ik zal gesnoeid hebben
- jij zult gesnoeid hebben
- hij/zij/het zal gesnoeid hebben
- wij zullen gesnoeid hebben
- jullie zullen gesnoeid hebben
- zij zullen gesnoeid hebben
Futuro perfecto
- yo habré podado
- tú habrás podado
- él/ella habrá podado
- nosotros habremos podado
- vosotros habréis podado
- ellos/ellas habrán podado
Conditionalis I
- ik zou snoeien
- jij zou snoeien
- hij/zij/het zou snoeien
- wij zouden snoeien
- jullie zouden snoeien
- zij zouden snoeien
Condicional
- yo podaría
- tú podarías
- él/ella podaría
- nosotros podaríamos
- vosotros podaríais
- ellos/ellas podarían
Conditionalis II
- ik zou hebben gesnoeid
- jij zou hebben gesnoeid
- hij/zij/het zou hebben gesnoeid
- wij zouden hebben gesnoeid
- jullie zouden hebben gesnoeid
- zij zouden hebben gesnoeid
Condicional perfecto
- yo habría podado
- tú habrías podado
- él/ella habría podado
- nosotros habríamos podado
- vosotros habríais podado
- ellos/ellas habrían podado
Imperatief
- jij snoei
- jullie snoeit
Imperativo presente
- tú poda
- vosotros podad