Vervoeging van sodemieteren

Onbepaalde wijs (infinitief): sodemieteren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik sodemieter
    • jij sodemietert
    • hij/zij/het sodemietert
    • wij sodemieteren
    • jullie sodemieteren
    • zij sodemieteren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik sodemieterde
    • jij sodemieterde
    • hij/zij/het sodemieterde
    • wij sodemieterden
    • jullie sodemieterden
    • zij sodemieterden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gesodemieterd
    • jij hebt gesodemieterd
    • hij/zij/het heeft gesodemieterd
    • wij hebben gesodemieterd
    • jullie hebben gesodemieterd
    • zij hebben gesodemieterd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gesodemieterd
    • jij had gesodemieterd
    • hij/zij/het had gesodemieterd
    • wij hadden gesodemieterd
    • jullie hadden gesodemieterd
    • zij hadden gesodemieterd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal sodemieteren
    • jij zult sodemieteren
    • hij/zij/het zal sodemieteren
    • wij zullen sodemieteren
    • jullie zullen sodemieteren
    • zij zullen sodemieteren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gesodemieterd hebben
    • jij zult gesodemieterd hebben
    • hij/zij/het zal gesodemieterd hebben
    • wij zullen gesodemieterd hebben
    • jullie zullen gesodemieterd hebben
    • zij zullen gesodemieterd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou sodemieteren
    • jij zou sodemieteren
    • hij/zij/het zou sodemieteren
    • wij zouden sodemieteren
    • jullie zouden sodemieteren
    • zij zouden sodemieteren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gesodemieterd
    • jij zou hebben gesodemieterd
    • hij/zij/het zou hebben gesodemieterd
    • wij zouden hebben gesodemieterd
    • jullie zouden hebben gesodemieterd
    • zij zouden hebben gesodemieterd
  • Imperatief

    • jij sodemieter
    • jullie sodemietert

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van sodemieteren