Vervoeging van sponsoren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik sponsor
    • jij sponsort
    • hij/zij/het sponsort
    • wij sponsoren
    • jullie sponsoren
    • zij sponsoren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik sponsorde
    • jij sponsorde
    • hij/zij/het sponsorde
    • wij sponsorden
    • jullie sponsorden
    • zij sponsorden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gesponsord
    • jij hebt gesponsord
    • hij/zij/het heeft gesponsord
    • wij hebben gesponsord
    • jullie hebben gesponsord
    • zij hebben gesponsord
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gesponsord
    • jij had gesponsord
    • hij/zij/het had gesponsord
    • wij hadden gesponsord
    • jullie hadden gesponsord
    • zij hadden gesponsord
  • Toekomende tijd I

    • ik zal sponsoren
    • jij zult sponsoren
    • hij/zij/het zal sponsoren
    • wij zullen sponsoren
    • jullie zullen sponsoren
    • zij zullen sponsoren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gesponsord hebben
    • jij zult gesponsord hebben
    • hij/zij/het zal gesponsord hebben
    • wij zullen gesponsord hebben
    • jullie zullen gesponsord hebben
    • zij zullen gesponsord hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou sponsoren
    • jij zou sponsoren
    • hij/zij/het zou sponsoren
    • wij zouden sponsoren
    • jullie zouden sponsoren
    • zij zouden sponsoren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gesponsord
    • jij zou hebben gesponsord
    • hij/zij/het zou hebben gesponsord
    • wij zouden hebben gesponsord
    • jullie zouden hebben gesponsord
    • zij zouden hebben gesponsord
  • Imperatief

    • jij sponsor
    • jullie sponsort