Vervoeging van spotten

Vertaling: bafouer

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik spot
  • jij spot
  • hij/zij/het spot
  • wij spotten
  • jullie spotten
  • zij spotten

Présent

  • je bafoue
  • tu bafoues
  • il/elle bafoue
  • nous bafouons
  • vous bafouez
  • ils/elles bafouent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik spotte
  • jij spotte
  • hij/zij/het spotte
  • wij spotten
  • jullie spotten
  • zij spotten

Indicatif imparfait

  • je bafouais
  • tu bafouais
  • il/elle bafouait
  • nous bafouions
  • vous bafouiez
  • ils/elles bafouaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gespot
  • jij hebt gespot
  • hij/zij/het heeft gespot
  • wij hebben gespot
  • jullie hebben gespot
  • zij hebben gespot

Indicatif passé composé

  • j'ai bafoué
  • tu as bafoué
  • il/elle a bafoué
  • nous avons bafoué
  • vous avez bafoué
  • ils/elles ont bafoué

Voltooid verleden tijd

  • ik had gespot
  • jij had gespot
  • hij/zij/het had gespot
  • wij hadden gespot
  • jullie hadden gespot
  • zij hadden gespot

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais bafoué
  • tu avais bafoué
  • il/elle avait bafoué
  • nous avions bafoué
  • vous aviez bafoué
  • ils/elles avaient bafoué

Toekomende tijd I

  • ik zal spotten
  • jij zult spotten
  • hij/zij/het zal spotten
  • wij zullen spotten
  • jullie zullen spotten
  • zij zullen spotten

Indicatif futur

  • je bafouerai
  • tu bafoueras
  • il/elle bafouera
  • nous bafouerons
  • vous bafouerez
  • ils/elles bafoueront

Toekomende tijd II

  • ik zal gespot hebben
  • jij zult gespot hebben
  • hij/zij/het zal gespot hebben
  • wij zullen gespot hebben
  • jullie zullen gespot hebben
  • zij zullen gespot hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai bafoué
  • tu auras bafoué
  • il/elle aura bafoué
  • nous aurons bafoué
  • vous aurez bafoué
  • ils/elles auront bafoué

Conditionalis I

  • ik zou spotten
  • jij zou spotten
  • hij/zij/het zou spotten
  • wij zouden spotten
  • jullie zouden spotten
  • zij zouden spotten

Conditionnel présent

  • je bafouerais
  • tu bafouerais
  • il/elle bafouerait
  • nous bafouerions
  • vous bafoueriez
  • ils/elles bafoueraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben gespot
  • jij zou hebben gespot
  • hij/zij/het zou hebben gespot
  • wij zouden hebben gespot
  • jullie zouden hebben gespot
  • zij zouden hebben gespot

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais bafoué
  • tu aurais bafoué
  • il/elle aurait bafoué
  • nous aurions bafoué
  • vous auriez bafoué
  • ils/elles auraient bafoué

Imperatief

  • jij spot
  • jullie spot

Impératif

  • tu bafoue
  • vous bafouez

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van spotten