Vervoeging van stabiliseren
Onbepaalde wijs (infinitief): stabiliseren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik stabiliseer
- jij stabiliseert
- hij/zij/het stabiliseert
- wij stabiliseren
- jullie stabiliseren
- zij stabiliseren
Present
- I balance
- you balance
- he/she/it balances
- we balance
- you balance
- they balance
Onvoltooid verleden tijd
- ik stabiliseerde
- jij stabiliseerde
- hij/zij/het stabiliseerde
- wij stabiliseerden
- jullie stabiliseerden
- zij stabiliseerden
Simple past
- I balanced
- you balanced
- he/she/it balanced
- we balanced
- you balanced
- they balanced
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gestabiliseerd
- jij hebt gestabiliseerd
- hij/zij/het heeft gestabiliseerd
- wij hebben gestabiliseerd
- jullie hebben gestabiliseerd
- zij hebben gestabiliseerd
Present perfect
- I have balanced
- you have balanced
- he/she/it has balanced
- we have balanced
- you have balanced
- they have balanced
Voltooid verleden tijd
- ik had gestabiliseerd
- jij had gestabiliseerd
- hij/zij/het had gestabiliseerd
- wij hadden gestabiliseerd
- jullie hadden gestabiliseerd
- zij hadden gestabiliseerd
Past perfect
- I had balanced
- you had balanced
- he/she/it had balanced
- we had balanced
- you had balanced
- they had balanced
Toekomende tijd I
- ik zal stabiliseren
- jij zult stabiliseren
- hij/zij/het zal stabiliseren
- wij zullen stabiliseren
- jullie zullen stabiliseren
- zij zullen stabiliseren
Future
- I will balance
- you will balance
- he/she/it will balance
- we will balance
- you will balance
- they will balance
Toekomende tijd II
- ik zal gestabiliseerd hebben
- jij zult gestabiliseerd hebben
- hij/zij/het zal gestabiliseerd hebben
- wij zullen gestabiliseerd hebben
- jullie zullen gestabiliseerd hebben
- zij zullen gestabiliseerd hebben
Future perfect
- I will have balanced
- you will have balanced
- he/she/it will have balanced
- we will have balanced
- you will have balanced
- they will have balanced
Conditionalis I
- ik zou stabiliseren
- jij zou stabiliseren
- hij/zij/het zou stabiliseren
- wij zouden stabiliseren
- jullie zouden stabiliseren
- zij zouden stabiliseren
Conditional present
- I would balance
- you would balance
- he/she/it would balance
- we would balance
- you would balance
- they would balance
Conditionalis II
- ik zou hebben gestabiliseerd
- jij zou hebben gestabiliseerd
- hij/zij/het zou hebben gestabiliseerd
- wij zouden hebben gestabiliseerd
- jullie zouden hebben gestabiliseerd
- zij zouden hebben gestabiliseerd
Conditional perfect
- I would have balanced
- you would have balanced
- he/she/it would have balanced
- we would have balanced
- you would have balanced
- they would have balanced
Imperatief
- jij stabiliseer
- jullie stabiliseert
Imperative
- you balance
- you balance