Vervoeging van starten

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik start
    • jij start
    • hij/zij/het start
    • wij starten
    • jullie starten
    • zij starten
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik startte
    • jij startte
    • hij/zij/het startte
    • wij startten
    • jullie startten
    • zij startten
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gestart
    • jij hebt gestart
    • hij/zij/het heeft gestart
    • wij hebben gestart
    • jullie hebben gestart
    • zij hebben gestart
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gestart
    • jij had gestart
    • hij/zij/het had gestart
    • wij hadden gestart
    • jullie hadden gestart
    • zij hadden gestart
  • Toekomende tijd I

    • ik zal starten
    • jij zult starten
    • hij/zij/het zal starten
    • wij zullen starten
    • jullie zullen starten
    • zij zullen starten
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gestart hebben
    • jij zult gestart hebben
    • hij/zij/het zal gestart hebben
    • wij zullen gestart hebben
    • jullie zullen gestart hebben
    • zij zullen gestart hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou starten
    • jij zou starten
    • hij/zij/het zou starten
    • wij zouden starten
    • jullie zouden starten
    • zij zouden starten
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gestart
    • jij zou hebben gestart
    • hij/zij/het zou hebben gestart
    • wij zouden hebben gestart
    • jullie zouden hebben gestart
    • zij zouden hebben gestart
  • Imperatief

    • jij start
    • jullie start

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van starten