Vervoeging van stationeren

Onbepaalde wijs (infinitief): stationeren

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik stationeer
  • jij stationeert
  • hij/zij/het stationeert
  • wij stationeren
  • jullie stationeren
  • zij stationeren

Present

  • I post
  • you post
  • he/she/it posts
  • we post
  • you post
  • they post

Onvoltooid verleden tijd

  • ik stationeerde
  • jij stationeerde
  • hij/zij/het stationeerde
  • wij stationeerden
  • jullie stationeerden
  • zij stationeerden

Simple past

  • I posted
  • you posted
  • he/she/it posted
  • we posted
  • you posted
  • they posted

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gestationeerd
  • jij hebt gestationeerd
  • hij/zij/het heeft gestationeerd
  • wij hebben gestationeerd
  • jullie hebben gestationeerd
  • zij hebben gestationeerd

Present perfect

  • I have posted
  • you have posted
  • he/she/it has posted
  • we have posted
  • you have posted
  • they have posted

Voltooid verleden tijd

  • ik had gestationeerd
  • jij had gestationeerd
  • hij/zij/het had gestationeerd
  • wij hadden gestationeerd
  • jullie hadden gestationeerd
  • zij hadden gestationeerd

Past perfect

  • I had posted
  • you had posted
  • he/she/it had posted
  • we had posted
  • you had posted
  • they had posted

Toekomende tijd I

  • ik zal stationeren
  • jij zult stationeren
  • hij/zij/het zal stationeren
  • wij zullen stationeren
  • jullie zullen stationeren
  • zij zullen stationeren

Future

  • I will post
  • you will post
  • he/she/it will post
  • we will post
  • you will post
  • they will post

Toekomende tijd II

  • ik zal gestationeerd hebben
  • jij zult gestationeerd hebben
  • hij/zij/het zal gestationeerd hebben
  • wij zullen gestationeerd hebben
  • jullie zullen gestationeerd hebben
  • zij zullen gestationeerd hebben

Future perfect

  • I will have posted
  • you will have posted
  • he/she/it will have posted
  • we will have posted
  • you will have posted
  • they will have posted

Conditionalis I

  • ik zou stationeren
  • jij zou stationeren
  • hij/zij/het zou stationeren
  • wij zouden stationeren
  • jullie zouden stationeren
  • zij zouden stationeren

Conditional present

  • I would post
  • you would post
  • he/she/it would post
  • we would post
  • you would post
  • they would post

Conditionalis II

  • ik zou hebben gestationeerd
  • jij zou hebben gestationeerd
  • hij/zij/het zou hebben gestationeerd
  • wij zouden hebben gestationeerd
  • jullie zouden hebben gestationeerd
  • zij zouden hebben gestationeerd

Conditional perfect

  • I would have posted
  • you would have posted
  • he/she/it would have posted
  • we would have posted
  • you would have posted
  • they would have posted

Imperatief

  • jij stationeer
  • jullie stationeert

Imperative

  • you post
  • you post

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van stationeren