Vervoeging van stelen

Vertaling: rubare

Nederlands

Italiaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik steel
  • jij steelt
  • hij/zij/het steelt
  • wij stelen
  • jullie stelen
  • zij stelen

Presente

  • io rubo
  • tu rubi
  • lui/lei/Lei ruba
  • noi rubiamo
  • voi/Voi rubate
  • loro/Loro rubano

Onvoltooid verleden tijd

  • ik stal
  • jij stal
  • hij/zij/het stal
  • wij stalen
  • jullie stalen
  • zij stalen

Imperfetto

  • io rubavo
  • tu rubavi
  • lui/lei/Lei rubava
  • noi rubavamo
  • voi/Voi rubavate
  • loro/Loro rubavano

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gestolen
  • jij hebt gestolen
  • hij/zij/het heeft gestolen
  • wij hebben gestolen
  • jullie hebben gestolen
  • zij hebben gestolen

Passato prossimo

  • io ho rubato
  • tu hai rubato
  • lui/lei/Lei ha rubato
  • noi abbiamo rubato
  • voi/Voi avete rubato
  • loro/Loro hanno rubato

Voltooid verleden tijd

  • ik had gestolen
  • jij had gestolen
  • hij/zij/het had gestolen
  • wij hadden gestolen
  • jullie hadden gestolen
  • zij hadden gestolen

Trapassato prossimo

  • io avevo rubato
  • tu avevi rubato
  • lui/lei/Lei aveva rubato
  • noi avevamo rubato
  • voi/Voi avevate rubato
  • loro/Loro avevano rubato

Toekomende tijd I

  • ik zal stelen
  • jij zult stelen
  • hij/zij/het zal stelen
  • wij zullen stelen
  • jullie zullen stelen
  • zij zullen stelen

Futuro semplice

  • io ruberò
  • tu ruberai
  • lui/lei/Lei ruberà
  • noi ruberemo
  • voi/Voi ruberete
  • loro/Loro ruberanno

Toekomende tijd II

  • ik zal gestolen hebben
  • jij zult gestolen hebben
  • hij/zij/het zal gestolen hebben
  • wij zullen gestolen hebben
  • jullie zullen gestolen hebben
  • zij zullen gestolen hebben

Futuro anteriore

  • io avrò rubato
  • tu avrai rubato
  • lui/lei/Lei avrà rubato
  • noi avremo rubato
  • voi/Voi avrete rubato
  • loro/Loro avranno rubato

Conditionalis I

  • ik zou stelen
  • jij zou stelen
  • hij/zij/het zou stelen
  • wij zouden stelen
  • jullie zouden stelen
  • zij zouden stelen

Condizionale presente

  • io ruberei
  • tu ruberesti
  • lui/lei/Lei ruberebbe
  • noi ruberemmo
  • voi/Voi rubereste
  • loro/Loro ruberebbero

Conditionalis II

  • ik zou hebben gestolen
  • jij zou hebben gestolen
  • hij/zij/het zou hebben gestolen
  • wij zouden hebben gestolen
  • jullie zouden hebben gestolen
  • zij zouden hebben gestolen

Condizionale passato

  • io avrei rubato
  • tu avresti rubato
  • lui/lei/Lei avrebbe rubato
  • noi avremmo rubato
  • voi/Voi avreste rubato
  • loro/Loro avrebbero rubato

Imperatief

  • jij steel
  • jullie steelt

Imperativo

  • tu ruba
  • voi/Voi rubate

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van stelen