Vervoeging van steriliseren

Onbepaalde wijs (infinitief): steriliseren

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik steriliseer
  • jij steriliseert
  • hij/zij/het steriliseert
  • wij steriliseren
  • jullie steriliseren
  • zij steriliseren

Present

  • I fix
  • you fix
  • he/she/it fixes
  • we fix
  • you fix
  • they fix

Onvoltooid verleden tijd

  • ik steriliseerde
  • jij steriliseerde
  • hij/zij/het steriliseerde
  • wij steriliseerden
  • jullie steriliseerden
  • zij steriliseerden

Simple past

  • I fixed
  • you fixed
  • he/she/it fixed
  • we fixed
  • you fixed
  • they fixed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gesteriliseerd
  • jij hebt gesteriliseerd
  • hij/zij/het heeft gesteriliseerd
  • wij hebben gesteriliseerd
  • jullie hebben gesteriliseerd
  • zij hebben gesteriliseerd

Present perfect

  • I have fixed
  • you have fixed
  • he/she/it has fixed
  • we have fixed
  • you have fixed
  • they have fixed

Voltooid verleden tijd

  • ik had gesteriliseerd
  • jij had gesteriliseerd
  • hij/zij/het had gesteriliseerd
  • wij hadden gesteriliseerd
  • jullie hadden gesteriliseerd
  • zij hadden gesteriliseerd

Past perfect

  • I had fixed
  • you had fixed
  • he/she/it had fixed
  • we had fixed
  • you had fixed
  • they had fixed

Toekomende tijd I

  • ik zal steriliseren
  • jij zult steriliseren
  • hij/zij/het zal steriliseren
  • wij zullen steriliseren
  • jullie zullen steriliseren
  • zij zullen steriliseren

Future

  • I will fix
  • you will fix
  • he/she/it will fix
  • we will fix
  • you will fix
  • they will fix

Toekomende tijd II

  • ik zal gesteriliseerd hebben
  • jij zult gesteriliseerd hebben
  • hij/zij/het zal gesteriliseerd hebben
  • wij zullen gesteriliseerd hebben
  • jullie zullen gesteriliseerd hebben
  • zij zullen gesteriliseerd hebben

Future perfect

  • I will have fixed
  • you will have fixed
  • he/she/it will have fixed
  • we will have fixed
  • you will have fixed
  • they will have fixed

Conditionalis I

  • ik zou steriliseren
  • jij zou steriliseren
  • hij/zij/het zou steriliseren
  • wij zouden steriliseren
  • jullie zouden steriliseren
  • zij zouden steriliseren

Conditional present

  • I would fix
  • you would fix
  • he/she/it would fix
  • we would fix
  • you would fix
  • they would fix

Conditionalis II

  • ik zou hebben gesteriliseerd
  • jij zou hebben gesteriliseerd
  • hij/zij/het zou hebben gesteriliseerd
  • wij zouden hebben gesteriliseerd
  • jullie zouden hebben gesteriliseerd
  • zij zouden hebben gesteriliseerd

Conditional perfect

  • I would have fixed
  • you would have fixed
  • he/she/it would have fixed
  • we would have fixed
  • you would have fixed
  • they would have fixed

Imperatief

  • jij steriliseer
  • jullie steriliseert

Imperative

  • you fix
  • you fix

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van steriliseren