Vervoeging van stichten

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik sticht
    • jij sticht
    • hij/zij/het sticht
    • wij stichten
    • jullie stichten
    • zij stichten
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik stichtte
    • jij stichtte
    • hij/zij/het stichtte
    • wij stichtten
    • jullie stichtten
    • zij stichtten
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gesticht
    • jij hebt gesticht
    • hij/zij/het heeft gesticht
    • wij hebben gesticht
    • jullie hebben gesticht
    • zij hebben gesticht
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gesticht
    • jij had gesticht
    • hij/zij/het had gesticht
    • wij hadden gesticht
    • jullie hadden gesticht
    • zij hadden gesticht
  • Toekomende tijd I

    • ik zal stichten
    • jij zult stichten
    • hij/zij/het zal stichten
    • wij zullen stichten
    • jullie zullen stichten
    • zij zullen stichten
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gesticht hebben
    • jij zult gesticht hebben
    • hij/zij/het zal gesticht hebben
    • wij zullen gesticht hebben
    • jullie zullen gesticht hebben
    • zij zullen gesticht hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou stichten
    • jij zou stichten
    • hij/zij/het zou stichten
    • wij zouden stichten
    • jullie zouden stichten
    • zij zouden stichten
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gesticht
    • jij zou hebben gesticht
    • hij/zij/het zou hebben gesticht
    • wij zouden hebben gesticht
    • jullie zouden hebben gesticht
    • zij zouden hebben gesticht
  • Imperatief

    • jij sticht
    • jullie sticht

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van stichten