Vervoeging van stoven

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik stoof
    • jij stooft
    • hij/zij/het stooft
    • wij stoven
    • jullie stoven
    • zij stoven
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik stoofde
    • jij stoofde
    • hij/zij/het stoofde
    • wij stoofden
    • jullie stoofden
    • zij stoofden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gestoofd
    • jij hebt gestoofd
    • hij/zij/het heeft gestoofd
    • wij hebben gestoofd
    • jullie hebben gestoofd
    • zij hebben gestoofd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gestoofd
    • jij had gestoofd
    • hij/zij/het had gestoofd
    • wij hadden gestoofd
    • jullie hadden gestoofd
    • zij hadden gestoofd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal stoven
    • jij zult stoven
    • hij/zij/het zal stoven
    • wij zullen stoven
    • jullie zullen stoven
    • zij zullen stoven
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gestoofd hebben
    • jij zult gestoofd hebben
    • hij/zij/het zal gestoofd hebben
    • wij zullen gestoofd hebben
    • jullie zullen gestoofd hebben
    • zij zullen gestoofd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou stoven
    • jij zou stoven
    • hij/zij/het zou stoven
    • wij zouden stoven
    • jullie zouden stoven
    • zij zouden stoven
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gestoofd
    • jij zou hebben gestoofd
    • hij/zij/het zou hebben gestoofd
    • wij zouden hebben gestoofd
    • jullie zouden hebben gestoofd
    • zij zouden hebben gestoofd
  • Imperatief

    • jij stoof
    • jullie stooft

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van stoven