Vervoeging van strekken
Onbepaalde wijs (infinitief): strekken
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik strek
- jij strekt
- hij/zij/het strekt
- wij strekken
- jullie strekken
- zij strekken
Presente
- io carico
- tu carichi
- lui/lei/Lei carica
- noi carichiamo
- voi/Voi caricate
- loro/Loro caricano
Onvoltooid verleden tijd
- ik strekte
- jij strekte
- hij/zij/het strekte
- wij strekten
- jullie strekten
- zij strekten
Imperfetto
- io caricavo
- tu caricavi
- lui/lei/Lei caricava
- noi caricavamo
- voi/Voi caricavate
- loro/Loro caricavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gestrekt
- jij hebt gestrekt
- hij/zij/het heeft gestrekt
- wij hebben gestrekt
- jullie hebben gestrekt
- zij hebben gestrekt
Passato prossimo
- io ho caricato
- tu hai caricato
- lui/lei/Lei ha caricato
- noi abbiamo caricato
- voi/Voi avete caricato
- loro/Loro hanno caricato
Voltooid verleden tijd
- ik had gestrekt
- jij had gestrekt
- hij/zij/het had gestrekt
- wij hadden gestrekt
- jullie hadden gestrekt
- zij hadden gestrekt
Trapassato prossimo
- io avevo caricato
- tu avevi caricato
- lui/lei/Lei aveva caricato
- noi avevamo caricato
- voi/Voi avevate caricato
- loro/Loro avevano caricato
Toekomende tijd I
- ik zal strekken
- jij zult strekken
- hij/zij/het zal strekken
- wij zullen strekken
- jullie zullen strekken
- zij zullen strekken
Futuro semplice
- io caricherò
- tu caricherai
- lui/lei/Lei caricherà
- noi caricheremo
- voi/Voi caricherete
- loro/Loro caricheranno
Toekomende tijd II
- ik zal gestrekt hebben
- jij zult gestrekt hebben
- hij/zij/het zal gestrekt hebben
- wij zullen gestrekt hebben
- jullie zullen gestrekt hebben
- zij zullen gestrekt hebben
Futuro anteriore
- io avrò caricato
- tu avrai caricato
- lui/lei/Lei avrà caricato
- noi avremo caricato
- voi/Voi avrete caricato
- loro/Loro avranno caricato
Conditionalis I
- ik zou strekken
- jij zou strekken
- hij/zij/het zou strekken
- wij zouden strekken
- jullie zouden strekken
- zij zouden strekken
Condizionale presente
- io caricherei
- tu caricheresti
- lui/lei/Lei caricherebbe
- noi caricheremmo
- voi/Voi carichereste
- loro/Loro caricherebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben gestrekt
- jij zou hebben gestrekt
- hij/zij/het zou hebben gestrekt
- wij zouden hebben gestrekt
- jullie zouden hebben gestrekt
- zij zouden hebben gestrekt
Condizionale passato
- io avrei caricato
- tu avresti caricato
- lui/lei/Lei avrebbe caricato
- noi avremmo caricato
- voi/Voi avreste caricato
- loro/Loro avrebbero caricato
Imperatief
- jij strek
- jullie strekt
Imperativo
- tu carica
- voi/Voi caricate