Vervoeging van surveilleren
Onbepaalde wijs (infinitief): surveilleren
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik surveilleer
- jij surveilleert
- hij/zij/het surveilleert
- wij surveilleren
- jullie surveilleren
- zij surveilleren
Präsens Indikativ
- ich kontrolliere
- du kontrollierst
- er/sie/es kontrolliert
- wir kontrollieren
- ihr kontrolliert
- sie kontrollieren
Onvoltooid verleden tijd
- ik surveilleerde
- jij surveilleerde
- hij/zij/het surveilleerde
- wij surveilleerden
- jullie surveilleerden
- zij surveilleerden
Präteritum Indikativ
- ich kontrollierte
- du kontrolliertest
- er/sie/es kontrollierte
- wir kontrollierten
- ihr kontrolliertet
- sie kontrollierten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gesurveilleerd
- jij hebt gesurveilleerd
- hij/zij/het heeft gesurveilleerd
- wij hebben gesurveilleerd
- jullie hebben gesurveilleerd
- zij hebben gesurveilleerd
Perfekt Indikativ
- ich habe kontrolliert
- du hast kontrolliert
- er/sie/es hat kontrolliert
- wir haben kontrolliert
- ihr habt kontrolliert
- sie haben kontrolliert
Voltooid verleden tijd
- ik had gesurveilleerd
- jij had gesurveilleerd
- hij/zij/het had gesurveilleerd
- wij hadden gesurveilleerd
- jullie hadden gesurveilleerd
- zij hadden gesurveilleerd
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte kontrolliert
- du hattest kontrolliert
- er/sie/es hatte kontrolliert
- wir hatten kontrolliert
- ihr hattet kontrolliert
- sie hatten kontrolliert
Toekomende tijd I
- ik zal surveilleren
- jij zult surveilleren
- hij/zij/het zal surveilleren
- wij zullen surveilleren
- jullie zullen surveilleren
- zij zullen surveilleren
Futur I Indikativ
- ich werde kontrollieren
- du wirst kontrollieren
- er/sie/es wird kontrollieren
- wir werden kontrollieren
- ihr werdet kontrollieren
- sie werden kontrollieren
Toekomende tijd II
- ik zal gesurveilleerd hebben
- jij zult gesurveilleerd hebben
- hij/zij/het zal gesurveilleerd hebben
- wij zullen gesurveilleerd hebben
- jullie zullen gesurveilleerd hebben
- zij zullen gesurveilleerd hebben
Futur II Indikativ
- ich werde kontrolliert haben
- du wirst kontrolliert haben
- er/sie/es wird kontrolliert haben
- wir werden kontrolliert haben
- ihr werdet kontrolliert haben
- sie werden kontrolliert haben
Conditionalis I
- ik zou surveilleren
- jij zou surveilleren
- hij/zij/het zou surveilleren
- wij zouden surveilleren
- jullie zouden surveilleren
- zij zouden surveilleren
Futur I Konjunktiv II
- ich würde kontrollieren
- du würdest kontrollieren
- er/sie/es würde kontrollieren
- wir würden kontrollieren
- ihr würdet kontrollieren
- sie würden kontrollieren
Conditionalis II
- ik zou hebben gesurveilleerd
- jij zou hebben gesurveilleerd
- hij/zij/het zou hebben gesurveilleerd
- wij zouden hebben gesurveilleerd
- jullie zouden hebben gesurveilleerd
- zij zouden hebben gesurveilleerd
Futur II Konjunktiv II
- ich würde kontrolliert haben
- du würdest kontrolliert haben
- er/sie/es würde kontrolliert haben
- wir würden kontrolliert haben
- ihr würdet kontrolliert haben
- sie würden kontrolliert haben
Imperatief
- jij surveilleer
- jullie surveilleert
Imperativ
- du kontrolliere
- ihr kontrolliert