Vervoeging van tegengaan
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ga tegen
- jij gaat tegen
- hij/zij/het gaat tegen
- wij gaan tegen
- jullie gaan tegen
- zij gaan tegen
Onvoltooid verleden tijd
- ik ging tegen
- jij ging tegen
- hij/zij/het ging tegen
- wij gingen tegen
- jullie gingen tegen
- zij gingen tegen
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben tegengegaan
- jij bent tegengegaan
- hij/zij/het is tegengegaan
- wij zijn tegengegaan
- jullie zijn tegengegaan
- zij zijn tegengegaan
Voltooid verleden tijd
- ik was tegengegaan
- jij was tegengegaan
- hij/zij/het was tegengegaan
- wij waren tegengegaan
- jullie waren tegengegaan
- zij waren tegengegaan
Toekomende tijd I
- ik zal tegengaan
- jij zult tegengaan
- hij/zij/het zal tegengaan
- wij zullen tegengaan
- jullie zullen tegengaan
- zij zullen tegengaan
Toekomende tijd II
- ik zal tegengegaan zijn
- jij zult tegengegaan zijn
- hij/zij/het zal tegengegaan zijn
- wij zullen tegengegaan zijn
- jullie zullen tegengegaan zijn
- zij zullen tegengegaan zijn
Conditionalis I
- ik zou tegengaan
- jij zou tegengaan
- hij/zij/het zou tegengaan
- wij zouden tegengaan
- jullie zouden tegengaan
- zij zouden tegengaan
Conditionalis II
- ik zou zijn tegengegaan
- jij zou zijn tegengegaan
- hij/zij/het zou zijn tegengegaan
- wij zouden zijn tegengegaan
- jullie zouden zijn tegengegaan
- zij zouden zijn tegengegaan
Imperatief
- jij ga tegen
- jullie gaat tegen