Vervoeging van tegenzitten
Onbepaalde wijs (infinitief): tegenzitten
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik zit tegen
- jij zit tegen
- hij/zij/het zit tegen
- wij zitten tegen
- jullie zitten tegen
- zij zitten tegen
Onvoltooid verleden tijd
- ik zat tegen
- jij zat tegen
- hij/zij/het zat tegen
- wij zaten tegen
- jullie zaten tegen
- zij zaten tegen
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb tegengezeten
- jij hebt tegengezeten
- hij/zij/het heeft tegengezeten
- wij hebben tegengezeten
- jullie hebben tegengezeten
- zij hebben tegengezeten
Voltooid verleden tijd
- ik had tegengezeten
- jij had tegengezeten
- hij/zij/het had tegengezeten
- wij hadden tegengezeten
- jullie hadden tegengezeten
- zij hadden tegengezeten
Toekomende tijd I
- ik zal tegenzitten
- jij zult tegenzitten
- hij/zij/het zal tegenzitten
- wij zullen tegenzitten
- jullie zullen tegenzitten
- zij zullen tegenzitten
Toekomende tijd II
- ik zal tegengezeten hebben
- jij zult tegengezeten hebben
- hij/zij/het zal tegengezeten hebben
- wij zullen tegengezeten hebben
- jullie zullen tegengezeten hebben
- zij zullen tegengezeten hebben
Conditionalis I
- ik zou tegenzitten
- jij zou tegenzitten
- hij/zij/het zou tegenzitten
- wij zouden tegenzitten
- jullie zouden tegenzitten
- zij zouden tegenzitten
Conditionalis II
- ik zou hebben tegengezeten
- jij zou hebben tegengezeten
- hij/zij/het zou hebben tegengezeten
- wij zouden hebben tegengezeten
- jullie zouden hebben tegengezeten
- zij zouden hebben tegengezeten
Imperatief
- jij zit tegen
- jullie zit tegen