Vervoeging van temperen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik temper
    • jij tempert
    • hij/zij/het tempert
    • wij temperen
    • jullie temperen
    • zij temperen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik temperde
    • jij temperde
    • hij/zij/het temperde
    • wij temperden
    • jullie temperden
    • zij temperden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb getemperd
    • jij hebt getemperd
    • hij/zij/het heeft getemperd
    • wij hebben getemperd
    • jullie hebben getemperd
    • zij hebben getemperd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had getemperd
    • jij had getemperd
    • hij/zij/het had getemperd
    • wij hadden getemperd
    • jullie hadden getemperd
    • zij hadden getemperd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal temperen
    • jij zult temperen
    • hij/zij/het zal temperen
    • wij zullen temperen
    • jullie zullen temperen
    • zij zullen temperen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal getemperd hebben
    • jij zult getemperd hebben
    • hij/zij/het zal getemperd hebben
    • wij zullen getemperd hebben
    • jullie zullen getemperd hebben
    • zij zullen getemperd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou temperen
    • jij zou temperen
    • hij/zij/het zou temperen
    • wij zouden temperen
    • jullie zouden temperen
    • zij zouden temperen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben getemperd
    • jij zou hebben getemperd
    • hij/zij/het zou hebben getemperd
    • wij zouden hebben getemperd
    • jullie zouden hebben getemperd
    • zij zouden hebben getemperd
  • Imperatief

    • jij temper
    • jullie tempert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van temperen