Vervoeging van temperen

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik temper
  • jij tempert
  • hij/zij/het tempert
  • wij temperen
  • jullie temperen
  • zij temperen

Präsens Indikativ

  • ich ermäßige
  • du ermäßigst
  • er/sie/es ermäßigt
  • wir ermäßigen
  • ihr ermäßigt
  • sie ermäßigen

Onvoltooid verleden tijd

  • ik temperde
  • jij temperde
  • hij/zij/het temperde
  • wij temperden
  • jullie temperden
  • zij temperden

Präteritum Indikativ

  • ich ermäßigte
  • du ermäßigtest
  • er/sie/es ermäßigte
  • wir ermäßigten
  • ihr ermäßigtet
  • sie ermäßigten

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb getemperd
  • jij hebt getemperd
  • hij/zij/het heeft getemperd
  • wij hebben getemperd
  • jullie hebben getemperd
  • zij hebben getemperd

Perfekt Indikativ

  • ich habe ermäßigt
  • du hast ermäßigt
  • er/sie/es hat ermäßigt
  • wir haben ermäßigt
  • ihr habt ermäßigt
  • sie haben ermäßigt

Voltooid verleden tijd

  • ik had getemperd
  • jij had getemperd
  • hij/zij/het had getemperd
  • wij hadden getemperd
  • jullie hadden getemperd
  • zij hadden getemperd

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte ermäßigt
  • du hattest ermäßigt
  • er/sie/es hatte ermäßigt
  • wir hatten ermäßigt
  • ihr hattet ermäßigt
  • sie hatten ermäßigt

Toekomende tijd I

  • ik zal temperen
  • jij zult temperen
  • hij/zij/het zal temperen
  • wij zullen temperen
  • jullie zullen temperen
  • zij zullen temperen

Futur I Indikativ

  • ich werde ermäßigen
  • du wirst ermäßigen
  • er/sie/es wird ermäßigen
  • wir werden ermäßigen
  • ihr werdet ermäßigen
  • sie werden ermäßigen

Toekomende tijd II

  • ik zal getemperd hebben
  • jij zult getemperd hebben
  • hij/zij/het zal getemperd hebben
  • wij zullen getemperd hebben
  • jullie zullen getemperd hebben
  • zij zullen getemperd hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde ermäßigt haben
  • du wirst ermäßigt haben
  • er/sie/es wird ermäßigt haben
  • wir werden ermäßigt haben
  • ihr werdet ermäßigt haben
  • sie werden ermäßigt haben

Conditionalis I

  • ik zou temperen
  • jij zou temperen
  • hij/zij/het zou temperen
  • wij zouden temperen
  • jullie zouden temperen
  • zij zouden temperen

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde ermäßigen
  • du würdest ermäßigen
  • er/sie/es würde ermäßigen
  • wir würden ermäßigen
  • ihr würdet ermäßigen
  • sie würden ermäßigen

Conditionalis II

  • ik zou hebben getemperd
  • jij zou hebben getemperd
  • hij/zij/het zou hebben getemperd
  • wij zouden hebben getemperd
  • jullie zouden hebben getemperd
  • zij zouden hebben getemperd

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde ermäßigt haben
  • du würdest ermäßigt haben
  • er/sie/es würde ermäßigt haben
  • wir würden ermäßigt haben
  • ihr würdet ermäßigt haben
  • sie würden ermäßigt haben

Imperatief

  • jij temper
  • jullie tempert

Imperativ

  • du ermäßig(e)
  • ihr ermäßigt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van temperen