Vervoeging van temperen

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik temper
  • jij tempert
  • hij/zij/het tempert
  • wij temperen
  • jullie temperen
  • zij temperen

Présent

  • je ralentis
  • tu ralentis
  • il/elle ralentit
  • nous ralentissons
  • vous ralentissez
  • ils/elles ralentissent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik temperde
  • jij temperde
  • hij/zij/het temperde
  • wij temperden
  • jullie temperden
  • zij temperden

Indicatif imparfait

  • je ralentissais
  • tu ralentissais
  • il/elle ralentissait
  • nous ralentissions
  • vous ralentissiez
  • ils/elles ralentissaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb getemperd
  • jij hebt getemperd
  • hij/zij/het heeft getemperd
  • wij hebben getemperd
  • jullie hebben getemperd
  • zij hebben getemperd

Indicatif passé composé

  • j'ai ralenti
  • tu as ralenti
  • il/elle a ralenti
  • nous avons ralenti
  • vous avez ralenti
  • ils/elles ont ralenti

Voltooid verleden tijd

  • ik had getemperd
  • jij had getemperd
  • hij/zij/het had getemperd
  • wij hadden getemperd
  • jullie hadden getemperd
  • zij hadden getemperd

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais ralenti
  • tu avais ralenti
  • il/elle avait ralenti
  • nous avions ralenti
  • vous aviez ralenti
  • ils/elles avaient ralenti

Toekomende tijd I

  • ik zal temperen
  • jij zult temperen
  • hij/zij/het zal temperen
  • wij zullen temperen
  • jullie zullen temperen
  • zij zullen temperen

Indicatif futur

  • je ralentirai
  • tu ralentiras
  • il/elle ralentira
  • nous ralentirons
  • vous ralentirez
  • ils/elles ralentiront

Toekomende tijd II

  • ik zal getemperd hebben
  • jij zult getemperd hebben
  • hij/zij/het zal getemperd hebben
  • wij zullen getemperd hebben
  • jullie zullen getemperd hebben
  • zij zullen getemperd hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai ralenti
  • tu auras ralenti
  • il/elle aura ralenti
  • nous aurons ralenti
  • vous aurez ralenti
  • ils/elles auront ralenti

Conditionalis I

  • ik zou temperen
  • jij zou temperen
  • hij/zij/het zou temperen
  • wij zouden temperen
  • jullie zouden temperen
  • zij zouden temperen

Conditionnel présent

  • je ralentirais
  • tu ralentirais
  • il/elle ralentirait
  • nous ralentirions
  • vous ralentiriez
  • ils/elles ralentiraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben getemperd
  • jij zou hebben getemperd
  • hij/zij/het zou hebben getemperd
  • wij zouden hebben getemperd
  • jullie zouden hebben getemperd
  • zij zouden hebben getemperd

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais ralenti
  • tu aurais ralenti
  • il/elle aurait ralenti
  • nous aurions ralenti
  • vous auriez ralenti
  • ils/elles auraient ralenti

Imperatief

  • jij temper
  • jullie tempert

Impératif

  • tu ralentis
  • vous ralentissez

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van temperen