Vervoeging van temperen
Onbepaalde wijs (infinitief): temperen
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik temper
- jij tempert
- hij/zij/het tempert
- wij temperen
- jullie temperen
- zij temperen
Presente
- io mescolo
- tu mescoli
- lui/lei/Lei mescola
- noi mescoliamo
- voi/Voi mescolate
- loro/Loro mescolano
Onvoltooid verleden tijd
- ik temperde
- jij temperde
- hij/zij/het temperde
- wij temperden
- jullie temperden
- zij temperden
Imperfetto
- io mescolavo
- tu mescolavi
- lui/lei/Lei mescolava
- noi mescolavamo
- voi/Voi mescolavate
- loro/Loro mescolavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb getemperd
- jij hebt getemperd
- hij/zij/het heeft getemperd
- wij hebben getemperd
- jullie hebben getemperd
- zij hebben getemperd
Passato prossimo
- io ho mescolato
- tu hai mescolato
- lui/lei/Lei ha mescolato
- noi abbiamo mescolato
- voi/Voi avete mescolato
- loro/Loro hanno mescolato
Voltooid verleden tijd
- ik had getemperd
- jij had getemperd
- hij/zij/het had getemperd
- wij hadden getemperd
- jullie hadden getemperd
- zij hadden getemperd
Trapassato prossimo
- io avevo mescolato
- tu avevi mescolato
- lui/lei/Lei aveva mescolato
- noi avevamo mescolato
- voi/Voi avevate mescolato
- loro/Loro avevano mescolato
Toekomende tijd I
- ik zal temperen
- jij zult temperen
- hij/zij/het zal temperen
- wij zullen temperen
- jullie zullen temperen
- zij zullen temperen
Futuro semplice
- io mescolerò
- tu mescolerai
- lui/lei/Lei mescolerà
- noi mescoleremo
- voi/Voi mescolerete
- loro/Loro mescoleranno
Toekomende tijd II
- ik zal getemperd hebben
- jij zult getemperd hebben
- hij/zij/het zal getemperd hebben
- wij zullen getemperd hebben
- jullie zullen getemperd hebben
- zij zullen getemperd hebben
Futuro anteriore
- io avrò mescolato
- tu avrai mescolato
- lui/lei/Lei avrà mescolato
- noi avremo mescolato
- voi/Voi avrete mescolato
- loro/Loro avranno mescolato
Conditionalis I
- ik zou temperen
- jij zou temperen
- hij/zij/het zou temperen
- wij zouden temperen
- jullie zouden temperen
- zij zouden temperen
Condizionale presente
- io mescolerei
- tu mescoleresti
- lui/lei/Lei mescolerebbe
- noi mescoleremmo
- voi/Voi mescolereste
- loro/Loro mescolerebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben getemperd
- jij zou hebben getemperd
- hij/zij/het zou hebben getemperd
- wij zouden hebben getemperd
- jullie zouden hebben getemperd
- zij zouden hebben getemperd
Condizionale passato
- io avrei mescolato
- tu avresti mescolato
- lui/lei/Lei avrebbe mescolato
- noi avremmo mescolato
- voi/Voi avreste mescolato
- loro/Loro avrebbero mescolato
Imperatief
- jij temper
- jullie tempert
Imperativo
- tu mescola
- voi/Voi mescolate