Vervoeging van terechtkomen
Onbepaalde wijs (infinitief): terechtkomen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik kom terecht
- jij komt terecht
- hij/zij/het komt terecht
- wij komen terecht
- jullie komen terecht
- zij komen terecht
Indicativo presente
- yo recalo
- tú recalas
- él/ella recala
- nosotros recalamos
- vosotros recaláis
- ellos/ellas recalan
Onvoltooid verleden tijd
- ik kwam terecht
- jij kwam terecht
- hij/zij/het kwam terecht
- wij kwamen terecht
- jullie kwamen terecht
- zij kwamen terecht
Indefinido
- yo recalé
- tú recalaste
- él/ella recaló
- nosotros recalamos
- vosotros recalasteis
- ellos/ellas recalaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben terechtgekomen
- jij bent terechtgekomen
- hij/zij/het is terechtgekomen
- wij zijn terechtgekomen
- jullie zijn terechtgekomen
- zij zijn terechtgekomen
Pretérito perfecto compuesto
- yo he recalado
- tú has recalado
- él/ella ha recalado
- nosotros hemos recalado
- vosotros habéis recalado
- ellos/ellas han recalado
Voltooid verleden tijd
- ik was terechtgekomen
- jij was terechtgekomen
- hij/zij/het was terechtgekomen
- wij waren terechtgekomen
- jullie waren terechtgekomen
- zij waren terechtgekomen
Pluscuamperfecto
- yo había recalado
- tú habías recalado
- él/ella había recalado
- nosotros habíamos recalado
- vosotros habíais recalado
- ellos/ellas habían recalado
Toekomende tijd I
- ik zal terechtkomen
- jij zult terechtkomen
- hij/zij/het zal terechtkomen
- wij zullen terechtkomen
- jullie zullen terechtkomen
- zij zullen terechtkomen
Futuro I
- yo recalaré
- tú recalarás
- él/ella recalará
- nosotros recalaremos
- vosotros recalaréis
- ellos/ellas recalarán
Toekomende tijd II
- ik zal terechtgekomen zijn
- jij zult terechtgekomen zijn
- hij/zij/het zal terechtgekomen zijn
- wij zullen terechtgekomen zijn
- jullie zullen terechtgekomen zijn
- zij zullen terechtgekomen zijn
Futuro perfecto
- yo habré recalado
- tú habrás recalado
- él/ella habrá recalado
- nosotros habremos recalado
- vosotros habréis recalado
- ellos/ellas habrán recalado
Conditionalis I
- ik zou terechtkomen
- jij zou terechtkomen
- hij/zij/het zou terechtkomen
- wij zouden terechtkomen
- jullie zouden terechtkomen
- zij zouden terechtkomen
Condicional
- yo recalaría
- tú recalarías
- él/ella recalaría
- nosotros recalaríamos
- vosotros recalaríais
- ellos/ellas recalarían
Conditionalis II
- ik zou zijn terechtgekomen
- jij zou zijn terechtgekomen
- hij/zij/het zou zijn terechtgekomen
- wij zouden zijn terechtgekomen
- jullie zouden zijn terechtgekomen
- zij zouden zijn terechtgekomen
Condicional perfecto
- yo habría recalado
- tú habrías recalado
- él/ella habría recalado
- nosotros habríamos recalado
- vosotros habríais recalado
- ellos/ellas habrían recalado
Imperatief
- jij kom terecht
- jullie komt terecht
Imperativo presente
- tú recala
- vosotros recalad