Vervoeging van terugspoelen

Onbepaalde wijs (infinitief): terugspoelen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik spoel terug
    • jij spoelt terug
    • hij/zij/het spoelt terug
    • wij spoelen terug
    • jullie spoelen terug
    • zij spoelen terug
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik spoelde terug
    • jij spoelde terug
    • hij/zij/het spoelde terug
    • wij spoelden terug
    • jullie spoelden terug
    • zij spoelden terug
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb teruggespoeld
    • jij hebt teruggespoeld
    • hij/zij/het heeft teruggespoeld
    • wij hebben teruggespoeld
    • jullie hebben teruggespoeld
    • zij hebben teruggespoeld
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had teruggespoeld
    • jij had teruggespoeld
    • hij/zij/het had teruggespoeld
    • wij hadden teruggespoeld
    • jullie hadden teruggespoeld
    • zij hadden teruggespoeld
  • Toekomende tijd I

    • ik zal terugspoelen
    • jij zult terugspoelen
    • hij/zij/het zal terugspoelen
    • wij zullen terugspoelen
    • jullie zullen terugspoelen
    • zij zullen terugspoelen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal teruggespoeld hebben
    • jij zult teruggespoeld hebben
    • hij/zij/het zal teruggespoeld hebben
    • wij zullen teruggespoeld hebben
    • jullie zullen teruggespoeld hebben
    • zij zullen teruggespoeld hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou terugspoelen
    • jij zou terugspoelen
    • hij/zij/het zou terugspoelen
    • wij zouden terugspoelen
    • jullie zouden terugspoelen
    • zij zouden terugspoelen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben teruggespoeld
    • jij zou hebben teruggespoeld
    • hij/zij/het zou hebben teruggespoeld
    • wij zouden hebben teruggespoeld
    • jullie zouden hebben teruggespoeld
    • zij zouden hebben teruggespoeld
  • Imperatief

    • jij spoel terug
    • jullie spoelt terug

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van terugspoelen