Vervoeging van terugvallen
Onbepaalde wijs (infinitief): terugvallen
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik val terug
- jij valt terug
- hij/zij/het valt terug
- wij vallen terug
- jullie vallen terug
- zij vallen terug
Onvoltooid verleden tijd
- ik viel terug
- jij viel terug
- hij/zij/het viel terug
- wij vielen terug
- jullie vielen terug
- zij vielen terug
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben teruggevallen
- jij bent teruggevallen
- hij/zij/het is teruggevallen
- wij zijn teruggevallen
- jullie zijn teruggevallen
- zij zijn teruggevallen
Voltooid verleden tijd
- ik was teruggevallen
- jij was teruggevallen
- hij/zij/het was teruggevallen
- wij waren teruggevallen
- jullie waren teruggevallen
- zij waren teruggevallen
Toekomende tijd I
- ik zal terugvallen
- jij zult terugvallen
- hij/zij/het zal terugvallen
- wij zullen terugvallen
- jullie zullen terugvallen
- zij zullen terugvallen
Toekomende tijd II
- ik zal teruggevallen zijn
- jij zult teruggevallen zijn
- hij/zij/het zal teruggevallen zijn
- wij zullen teruggevallen zijn
- jullie zullen teruggevallen zijn
- zij zullen teruggevallen zijn
Conditionalis I
- ik zou terugvallen
- jij zou terugvallen
- hij/zij/het zou terugvallen
- wij zouden terugvallen
- jullie zouden terugvallen
- zij zouden terugvallen
Conditionalis II
- ik zou zijn teruggevallen
- jij zou zijn teruggevallen
- hij/zij/het zou zijn teruggevallen
- wij zouden zijn teruggevallen
- jullie zouden zijn teruggevallen
- zij zouden zijn teruggevallen
Imperatief
- jij val terug
- jullie valt terug