Vervoeging van terugwijzen

Onbepaalde wijs (infinitief): terugwijzen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik wijs terug
    • jij wijst terug
    • hij/zij/het wijst terug
    • wij wijzen terug
    • jullie wijzen terug
    • zij wijzen terug
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik wees terug
    • jij wees terug
    • hij/zij/het wees terug
    • wij wezen terug
    • jullie wezen terug
    • zij wezen terug
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb teruggewezen
    • jij hebt teruggewezen
    • hij/zij/het heeft teruggewezen
    • wij hebben teruggewezen
    • jullie hebben teruggewezen
    • zij hebben teruggewezen
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had teruggewezen
    • jij had teruggewezen
    • hij/zij/het had teruggewezen
    • wij hadden teruggewezen
    • jullie hadden teruggewezen
    • zij hadden teruggewezen
  • Toekomende tijd I

    • ik zal terugwijzen
    • jij zult terugwijzen
    • hij/zij/het zal terugwijzen
    • wij zullen terugwijzen
    • jullie zullen terugwijzen
    • zij zullen terugwijzen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal teruggewezen hebben
    • jij zult teruggewezen hebben
    • hij/zij/het zal teruggewezen hebben
    • wij zullen teruggewezen hebben
    • jullie zullen teruggewezen hebben
    • zij zullen teruggewezen hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou terugwijzen
    • jij zou terugwijzen
    • hij/zij/het zou terugwijzen
    • wij zouden terugwijzen
    • jullie zouden terugwijzen
    • zij zouden terugwijzen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben teruggewezen
    • jij zou hebben teruggewezen
    • hij/zij/het zou hebben teruggewezen
    • wij zouden hebben teruggewezen
    • jullie zouden hebben teruggewezen
    • zij zouden hebben teruggewezen
  • Imperatief

    • jij wijs terug
    • jullie wijst terug

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van terugwijzen