Vervoeging van testen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik test
- jij test
- hij/zij/het test
- wij testen
- jullie testen
- zij testen
Onvoltooid verleden tijd
- ik testte
- jij testte
- hij/zij/het testte
- wij testten
- jullie testten
- zij testten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb getest
- jij hebt getest
- hij/zij/het heeft getest
- wij hebben getest
- jullie hebben getest
- zij hebben getest
Voltooid verleden tijd
- ik had getest
- jij had getest
- hij/zij/het had getest
- wij hadden getest
- jullie hadden getest
- zij hadden getest
Toekomende tijd I
- ik zal testen
- jij zult testen
- hij/zij/het zal testen
- wij zullen testen
- jullie zullen testen
- zij zullen testen
Toekomende tijd II
- ik zal getest hebben
- jij zult getest hebben
- hij/zij/het zal getest hebben
- wij zullen getest hebben
- jullie zullen getest hebben
- zij zullen getest hebben
Conditionalis I
- ik zou testen
- jij zou testen
- hij/zij/het zou testen
- wij zouden testen
- jullie zouden testen
- zij zouden testen
Conditionalis II
- ik zou hebben getest
- jij zou hebben getest
- hij/zij/het zou hebben getest
- wij zouden hebben getest
- jullie zouden hebben getest
- zij zouden hebben getest
Imperatief
- jij test
- jullie test