Vervoeging van tinten

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik tint
    • jij tint
    • hij/zij/het tint
    • wij tinten
    • jullie tinten
    • zij tinten
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik tintte
    • jij tintte
    • hij/zij/het tintte
    • wij tintten
    • jullie tintten
    • zij tintten
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb getint
    • jij hebt getint
    • hij/zij/het heeft getint
    • wij hebben getint
    • jullie hebben getint
    • zij hebben getint
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had getint
    • jij had getint
    • hij/zij/het had getint
    • wij hadden getint
    • jullie hadden getint
    • zij hadden getint
  • Toekomende tijd I

    • ik zal tinten
    • jij zult tinten
    • hij/zij/het zal tinten
    • wij zullen tinten
    • jullie zullen tinten
    • zij zullen tinten
  • Toekomende tijd II

    • ik zal getint hebben
    • jij zult getint hebben
    • hij/zij/het zal getint hebben
    • wij zullen getint hebben
    • jullie zullen getint hebben
    • zij zullen getint hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou tinten
    • jij zou tinten
    • hij/zij/het zou tinten
    • wij zouden tinten
    • jullie zouden tinten
    • zij zouden tinten
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben getint
    • jij zou hebben getint
    • hij/zij/het zou hebben getint
    • wij zouden hebben getint
    • jullie zouden hebben getint
    • zij zouden hebben getint
  • Imperatief

    • jij tint
    • jullie tint

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van tinten