Vervoeging van toebinden
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bind toe
- jij bindt toe
- hij/zij/het bindt toe
- wij binden toe
- jullie binden toe
- zij binden toe
Onvoltooid verleden tijd
- ik bond toe
- jij bond toe
- hij/zij/het bond toe
- wij bonden toe
- jullie bonden toe
- zij bonden toe
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb toegebonden
- jij hebt toegebonden
- hij/zij/het heeft toegebonden
- wij hebben toegebonden
- jullie hebben toegebonden
- zij hebben toegebonden
Voltooid verleden tijd
- ik had toegebonden
- jij had toegebonden
- hij/zij/het had toegebonden
- wij hadden toegebonden
- jullie hadden toegebonden
- zij hadden toegebonden
Toekomende tijd I
- ik zal toebinden
- jij zult toebinden
- hij/zij/het zal toebinden
- wij zullen toebinden
- jullie zullen toebinden
- zij zullen toebinden
Toekomende tijd II
- ik zal toegebonden hebben
- jij zult toegebonden hebben
- hij/zij/het zal toegebonden hebben
- wij zullen toegebonden hebben
- jullie zullen toegebonden hebben
- zij zullen toegebonden hebben
Conditionalis I
- ik zou toebinden
- jij zou toebinden
- hij/zij/het zou toebinden
- wij zouden toebinden
- jullie zouden toebinden
- zij zouden toebinden
Conditionalis II
- ik zou hebben toegebonden
- jij zou hebben toegebonden
- hij/zij/het zou hebben toegebonden
- wij zouden hebben toegebonden
- jullie zouden hebben toegebonden
- zij zouden hebben toegebonden
Imperatief
- jij bind toe
- jullie bindt toe