Vervoeging van toedichten

Onbepaalde wijs (infinitief): toedichten

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik dicht toe
    • jij dicht toe
    • hij/zij/het dicht toe
    • wij dichten toe
    • jullie dichten toe
    • zij dichten toe
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik dichtte toe
    • jij dichtte toe
    • hij/zij/het dichtte toe
    • wij dichtten toe
    • jullie dichtten toe
    • zij dichtten toe
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb toegedicht
    • jij hebt toegedicht
    • hij/zij/het heeft toegedicht
    • wij hebben toegedicht
    • jullie hebben toegedicht
    • zij hebben toegedicht
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had toegedicht
    • jij had toegedicht
    • hij/zij/het had toegedicht
    • wij hadden toegedicht
    • jullie hadden toegedicht
    • zij hadden toegedicht
  • Toekomende tijd I

    • ik zal toedichten
    • jij zult toedichten
    • hij/zij/het zal toedichten
    • wij zullen toedichten
    • jullie zullen toedichten
    • zij zullen toedichten
  • Toekomende tijd II

    • ik zal toegedicht hebben
    • jij zult toegedicht hebben
    • hij/zij/het zal toegedicht hebben
    • wij zullen toegedicht hebben
    • jullie zullen toegedicht hebben
    • zij zullen toegedicht hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou toedichten
    • jij zou toedichten
    • hij/zij/het zou toedichten
    • wij zouden toedichten
    • jullie zouden toedichten
    • zij zouden toedichten
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben toegedicht
    • jij zou hebben toegedicht
    • hij/zij/het zou hebben toegedicht
    • wij zouden hebben toegedicht
    • jullie zouden hebben toegedicht
    • zij zouden hebben toegedicht
  • Imperatief

    • jij dicht toe
    • jullie dicht toe

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van toedichten