Vervoeging van toedoen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik doe toe
- jij doet toe
- hij/zij/het doet toe
- wij doen toe
- jullie doen toe
- zij doen toe
Présent
- je ferme
- tu fermes
- il/elle ferme
- nous fermons
- vous fermez
- ils/elles ferment
Onvoltooid verleden tijd
- ik deed toe
- jij deed toe
- hij/zij/het deed toe
- wij deden toe
- jullie deden toe
- zij deden toe
Indicatif imparfait
- je fermais
- tu fermais
- il/elle fermait
- nous fermions
- vous fermiez
- ils/elles fermaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb toegedaan
- jij hebt toegedaan
- hij/zij/het heeft toegedaan
- wij hebben toegedaan
- jullie hebben toegedaan
- zij hebben toegedaan
Indicatif passé composé
- j'ai fermé
- tu as fermé
- il/elle a fermé
- nous avons fermé
- vous avez fermé
- ils/elles ont fermé
Voltooid verleden tijd
- ik had toegedaan
- jij had toegedaan
- hij/zij/het had toegedaan
- wij hadden toegedaan
- jullie hadden toegedaan
- zij hadden toegedaan
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais fermé
- tu avais fermé
- il/elle avait fermé
- nous avions fermé
- vous aviez fermé
- ils/elles avaient fermé
Toekomende tijd I
- ik zal toedoen
- jij zult toedoen
- hij/zij/het zal toedoen
- wij zullen toedoen
- jullie zullen toedoen
- zij zullen toedoen
Indicatif futur
- je fermerai
- tu fermeras
- il/elle fermera
- nous fermerons
- vous fermerez
- ils/elles fermeront
Toekomende tijd II
- ik zal toegedaan hebben
- jij zult toegedaan hebben
- hij/zij/het zal toegedaan hebben
- wij zullen toegedaan hebben
- jullie zullen toegedaan hebben
- zij zullen toegedaan hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai fermé
- tu auras fermé
- il/elle aura fermé
- nous aurons fermé
- vous aurez fermé
- ils/elles auront fermé
Conditionalis I
- ik zou toedoen
- jij zou toedoen
- hij/zij/het zou toedoen
- wij zouden toedoen
- jullie zouden toedoen
- zij zouden toedoen
Conditionnel présent
- je fermerais
- tu fermerais
- il/elle fermerait
- nous fermerions
- vous fermeriez
- ils/elles fermeraient
Conditionalis II
- ik zou hebben toegedaan
- jij zou hebben toegedaan
- hij/zij/het zou hebben toegedaan
- wij zouden hebben toegedaan
- jullie zouden hebben toegedaan
- zij zouden hebben toegedaan
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais fermé
- tu aurais fermé
- il/elle aurait fermé
- nous aurions fermé
- vous auriez fermé
- ils/elles auraient fermé
Imperatief
- jij doe toe
- jullie doet toe
Impératif
- tu ferme
- vous fermez