Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik ken toe
  • jij kent toe
  • hij/zij/het kent toe
  • wij kennen toe
  • jullie kennen toe
  • zij kennen toe

Present

  • I ascribe
  • you ascribe
  • he/she/it ascribes
  • we ascribe
  • you ascribe
  • they ascribe

Onvoltooid verleden tijd

  • ik kende toe
  • jij kende toe
  • hij/zij/het kende toe
  • wij kenden toe
  • jullie kenden toe
  • zij kenden toe

Simple past

  • I ascribed
  • you ascribed
  • he/she/it ascribed
  • we ascribed
  • you ascribed
  • they ascribed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb toegekend
  • jij hebt toegekend
  • hij/zij/het heeft toegekend
  • wij hebben toegekend
  • jullie hebben toegekend
  • zij hebben toegekend

Present perfect

  • I have ascribed
  • you have ascribed
  • he/she/it has ascribed
  • we have ascribed
  • you have ascribed
  • they have ascribed

Voltooid verleden tijd

  • ik had toegekend
  • jij had toegekend
  • hij/zij/het had toegekend
  • wij hadden toegekend
  • jullie hadden toegekend
  • zij hadden toegekend

Past perfect

  • I had ascribed
  • you had ascribed
  • he/she/it had ascribed
  • we had ascribed
  • you had ascribed
  • they had ascribed

Toekomende tijd I

  • ik zal toekennen
  • jij zult toekennen
  • hij/zij/het zal toekennen
  • wij zullen toekennen
  • jullie zullen toekennen
  • zij zullen toekennen

Future

  • I will ascribe
  • you will ascribe
  • he/she/it will ascribe
  • we will ascribe
  • you will ascribe
  • they will ascribe

Toekomende tijd II

  • ik zal toegekend hebben
  • jij zult toegekend hebben
  • hij/zij/het zal toegekend hebben
  • wij zullen toegekend hebben
  • jullie zullen toegekend hebben
  • zij zullen toegekend hebben

Future perfect

  • I will have ascribed
  • you will have ascribed
  • he/she/it will have ascribed
  • we will have ascribed
  • you will have ascribed
  • they will have ascribed

Conditionalis I

  • ik zou toekennen
  • jij zou toekennen
  • hij/zij/het zou toekennen
  • wij zouden toekennen
  • jullie zouden toekennen
  • zij zouden toekennen

Conditional present

  • I would ascribe
  • you would ascribe
  • he/she/it would ascribe
  • we would ascribe
  • you would ascribe
  • they would ascribe

Conditionalis II

  • ik zou hebben toegekend
  • jij zou hebben toegekend
  • hij/zij/het zou hebben toegekend
  • wij zouden hebben toegekend
  • jullie zouden hebben toegekend
  • zij zouden hebben toegekend

Conditional perfect

  • I would have ascribed
  • you would have ascribed
  • he/she/it would have ascribed
  • we would have ascribed
  • you would have ascribed
  • they would have ascribed

Imperatief

  • jij ken toe
  • jullie kent toe

Imperative

  • you ascribe
  • you ascribe

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van toekennen